
35
Hoofdstuk 3 |
Hoofdstuk 4 |
Installatie
Aansluiting en opstarten
Warm tapwater boilervat met één spiraal
WTB 220-400
CP1
CP1
Boilervat WTB.
QM30 Afsluiter - sanitaire warmwatervoorziening.
QM31 Afsluitklep - spiraal aanvoer.
QM32 Afsluitklep - spiraal retour.
QM33 Afsluitklep - circulatie.
QM35 Afsluitklep - sanitaire koud water aanvoer.
FL1 Veiligheidsklep.
QM1 Afvoerklep.
PR1
Drukregelaar (optioneel, als de druk in de
installatie hoger is dan de toegestane waarde).
HQ1 Gaasfi lter.
GP11 Circulatiepomp voor sanitair warm water.
GP12 Circulatiepomp voor het verwarming aanvoer
circuit.
CM1 Membraanvat voor sanitair warm water.
sanitair warm water
sanitair
warm water
circulatie
spiraal aanvoer
spiraal retour
Sanitair koud
water aanvoer
QM1
PR1 QM35
CM1
FL1
QM32
QM31 GP12 HQ1
QM31
QM30
QM33
GP11 HQ1 QM33
4. Aansluiting en op-
starten
Aansluiting
Zodra het boilervat is geplaatst en genivelleerd, volgt
u de onderstaande instructies (nummering van de af-
sluitingen Afb. 3 en Afb. 5):
1.
Verwijder de veiligheidspluggen van de aanslui-
tingen.
2. Sluit het warmwatersysteem (XL4) aan.
3. Sluit het koudwatersysteem aan met de benodig-
de veiligheidsvoorzieningen (XL3).
4. Als de installatie is uitgerust met een sanitaire
warmwatercirculatie, sluit deze dan aan op de
aansluiting (XL5). Zo niet, sluit deze aansluiting
af met een passende afsluiter.
5. Sluit de aanvoer (XL8) en de retour (XL9) van het
verwarmingsmedium aan op de spiraal.
Opstarten
Bij een correcte aansluiting dient u het boilervat met
water te vullen en te ontluchten.
Vullen en ontluchten van de warm tapwater boilervat:
1.
Open de koud water afsluiter aan de inlaatzijde en
de sanitair warm water uitlaat.
2. Vul de tank tot het water op de plaats van gebruik
gelijkmatig uitstroomt. Sluit de uitlaatpunten.
3. Vul de spiraal met verwarmingsmedium en let
daarbij op de ontluchting.
4. Controleer de dichtheid van de installatie.
Na correct vullen en ontluchten is het boilervat klaar
voor gebruik.
Afb. 9
Installatieschema van een boilervat met één
WTB-spiraal.
Thermische isolatie van de installatie
Om het warmteverlies tot een minimum te beperken,
moeten na de installatie van het apparaat en de lek-
test alle aansluitingen, leidingen en deksels van de
temperatuursensor grondig worden geïsoleerd. Voor
dit doel moet de warmte-isolatie van een goed ge-
kozen dikte en passende warmte-isolatieparameters
worden gebruikt.
Let op
De tankverbinding mag niet worden ge-
maakt van meer edele materialen dan kool-
stofstaal als gevolg van verhoogde elektro-
chemische corrosie. Dit geldt voor fi ttingen
(koppelstukken) die direct contact hebben
met de schroefdraad van de tankaansluiting.
Het wordt aanbevolen om verzinkte fi ttingen
(koppelstukken) te gebruiken.
Let op
Als het boilervat een elektrische verwar-
mingselement heeft, vult u het boilervat
met water voordat deze op het elektrische
systeem wordt aangesloten.
Let op
Open de warmwaterkraan vóór de eerste
opwarming of na een langere periode van
stilstand om te controleren of de tank met
water gevuld is en of de afsluitklep bij de
koudwateraanloop niet gesloten is.
TIP
Het is aan te bevelen om de aansluitingen
van de tank op de desbetreffende instal-
latieleidingen aan te sluiten door middel
van schroefverbindingen die het mogelij k
maken om het apparaat indien nodig te de-
monteren.
TIP
Gebrek aan warmte-isolatie, de ongeschikte
dikte of de isolatie van ongeschikte materia-
len zal leiden tot een verslechtering van de
warmte-isolatieparameters van de installatie.