10
De toevoer van de lucht vanuit een nevenliggende ruimte
naar de te ventileren ruimte dient vrijelijk door permanente
openingen te worden gegarandeerd, met een sectie die niet
kleiner mag zijn dan die hierboven vermeld. Deze openingen
kunnen ook worden verkregen door de vrije ruimte tussen
de deur en de vloer te vergroten (fig.8B). Als voor de afvoer
van de verbrandingsproducten een elektroventilator wordt
gebruikt, zal de ventilatieopening moeten worden aangepast
aan de maximale capaciteit van de luchtverplaatsing ervan.
De capaciteit van de elektroventilator dient voldoende te
zijn om per uur een luchtverversing van 3÷5 maal het
volume van de ruimte te garanderen. Bij een intensief en
langdurig gebruik van het apparaat kan een extra ventilatie
noodzakelijk blijken die kan worden verkregen door
bijvoorbeeld het openen van een raam of een verbetering
van de afzuigcapaciteit van de elektroventilator, indien
aanwezig. De gassen van een vloeibaar gemaakt
gasmengsel (LPG) zijn zwaarder dan lucht en blijven laag
hangen. De ruimtes waarin gasflessen met LPG staan
moeten dan ook openingen naar buiten hebben ter hoogte
van de vloer, zodat eventueel gelekte gassen van onderen
afgevoerd kunnen worden. Zet geen LPG gasflessen (ook
als deze leeg zijn) in ondergrondse ruimtes; in de ruimte is
het verstandig alleen de gasfles te laten staan die op dat
moment in gebruik is, waar u de gasfles uit de buurt van
warmtebronnen moet neerzetten waardoor de temperatuur
van de gasfles eventueel op kan lopen tot meer dan 50°C.
Aansluiting van de gastoevoer
• De aansluiting van het apparaat op de gasleiding of -fles
moet worden uitgevoerd in overeenstemming met
voorschriften van de van toepassing zijnde normen en
uitsluitend na te hebben gecontroleerd of het apparaat is
afgesteld op het soort gas waarmee het zal worden
gevoed.
• Dit apparaat is vooraf ingesteld om te functioneren met
het soort gas dat staat vermeld op het plaatje op de
kookplaat. Indien de beschikbare gassoort niet
overeenstemt met de gassoort waar het apparaat op
ingesteld is, moet u de betreffende inspuiters (die bij de
levering inbegrepen zijn) verwisselen waarbij u de
aanwijzingen die in de paragraaf “Ombouw van het
apparaat op een andere gassoort” zijn opgenomen in acht
moet nemen.
• Om zeker te zijn van de goede werking van het apparaat,
om de energie op adequate wijze te kunnen benutten en
om ervoor te zorgen dat het apparaat lang meegaat moet
u zich ervan verzekeren dat de voedingsdruk
overeenstemt met de waarden die in de tabel 1
“Kenmerken van de branders en inspuiters” staan. Als
dit niet het geval is moet u op de gastoevoerleiding een
speciale drukregelaar monteren in overeenstemming met
de geldende normen.
• Er bij de aansluiting op letten dat het apparaat niet aan
spanningen of druk wordt blootgesteld.
De gastoevoer moet op de draaibare koppeling (met
schroefdraad ½"G buitendraad) aan de achterkant van het
apparaat aangesloten worden (fig.9) met een metalen starre
leiding en op koppelingen die aan de geldende normen
voldoen of met een metalen flexibele leiding in
overeenstemming met de geldende normen, die niet langer
mag zijn dan 2000 mm. Als de koppeling gedraaid moet
worden moet u de dichting (die bij de levering van het
apparaat inbegrepen is) zonder meer vervangen. Als de
installatie voltooid is moet u de gasleidingen, de inwendige
aansluitingen en de kranen op dichtheid controleren door
een sopje te gebruiken (gebruik uiteraard nooit een vlam).
Ga verder na dat de aansluitleiding niet in aanraking kan
komen met de beweegbare delen waardoor de leiding
beschadigd of afgekneld kan worden. Verzeker u ervan dat
de aardgasleiding groot genoeg is om het apparaat te
voeden als alle branders in werking zijn.
Belangrijk: Om de aansluiting met vloeibaar gas
(flessengas) tot stand te brengen moet er een drukregelaar
tussen geplaatst worden die aan de geldende normen
voldoet.
Ombouw van het apparaat op een andere gassoort
Als de kookplaat op een andere gassoort omgebouwd moet
worden dan de gassoort waarop de kookplaat ingesteld is
(staat op het etiket op de kookplaat aangegeven), moet u
de inspuiters van de branders verwisselen waarbij als volgt
te werk moet gaan:
• haal de roosters en de branders eraf.
• schroef de inspuiters los (fig.10) met een buissleutel van
7 mm en vervang ze met inspuiters die geschikt zijn
voor het nieuwe type gas (zie tabel 1 “Kenmerken van de
branders en inspuiters”).
•
tenslotte, vervang het oude typeplaatje met een ander
dat het nieuwe type gas aangeeft, verkrijgbaar bij onze
Technische Dienst.
A
Het regelen van de minimum stand
• zet het kraantje op minimum;
• neem de knop eraf en draai aan het regelschroefje in het
staafje van het kraantje (fig.11) totdat u een regelmatige
vlam heeft (als u de schroef losser draait neemt het
minimumvermogen toe, als u de schroef strakker draait
neemt het minimumvermogen af);
Opmerking: in geval van vloeibaar gas moet de
stelschroef aangedraaid worden totdat hij niet verder kan.
• Als u het gewenste minimum vermogen bereikt heeft,
moet u de knop-terwijl de brander brandt-een paar keer
snel van de hoogste stand op de laagste stand zetten en
nagaan dat de brander niet dooft;
fig.11
fig.10
INSTRUKTIES VOOR DE INSTALLATIE
fig.9