12
Nederlands
Veiligheidsinstructies
Bij de montage moeten ter voorkoming van knel- en snijwonden handschoenen
worden gedragen.
Het product mag alleen voor het wassen, hygiënische doeleinden en voor de
lichaamreiniging worden gebruikt.
Kinderen mogen het product alleen zonder toezicht gebruiken wanneer zij
voldoende instructies hebben gekregen om het product op een veilige manier
te gebruiken en de gevaren van een verkeerde bediening begrijpen.
Op de elektrische aansluitleiding van de kraan mag uitsluitend de door
Hansgrohe geleverde batterijbehuizing met batterij CR-P2 resp. adapter HG-nr.
30589310 worden aangesloten.
Een beschadigde verbindingskabel mag niet vervangen worden. De transforma-
tor mag dan niet meer gebruikt worden.
De transformator incl. stekker mag alleen gemonteerd resp. aangesloten
worden in droge binnenruimten buiten de veiligheidszone.
De transformator mag niet in veiligheidszone 0 of 1 ingebouwd worden.
De contactdoos moet buiten de veiligheidszone liggen. (zie blz. 63, Afb. 5)
De kraan kan ingebouwd worden in veiligheidszone 2.
Grote drukverschillen tussen de koud- en warmwatertoevoer dienen vermeden
te worden.
Montage-instructies
• Vóór de montage moet het product gecontroleerd worden op transportschade.
Na de inbouw wordt geen transport- of oppervlakteschade meer aanvaard.
• De leidingen en armaturen moeten gemonteerd, gespoeld en gecontroleerd
worden volgens de geldige normen.
• De in de overeenkomstige landen geldende installatierichtlijnen moeten
nageleefd worden.
• Boven de armatuur moet voldoende plaats voor servicewerkzaamheden
voorhanden zijn. (min. 200 mm)
• Wanneer problemen optreden bij doorloopgeisers of wanneer een grotere
waterdoorvoer gewenst is, kan de EcoSmart
®
(doorstroombegrenzer) die
achter de perlator is gemonteerd, makkelijk verwijderd worden.
• De kraan mag niet worden gemonteerd op wastafels met een verhoogde rand.
(zie blz. 63)
• Bij de eerste inbedrijfstelling of na onderhoudswerkzaamheden kan door
lichtspiegeling of reflecties bij de instelling van de reikwijdte van de elektronica
een vertraagde functionaliteit van de armatuur ontstaan. In dat geval is een
nieuwe justering van de elektronica vereist die door een zelfstandige kali-
brering van de elektronica na ca. 10 - 15 min. uitgevoerd wordt.
Elektrische installatie
Electro-installateur
De installatie- en controlewerkzaamheden moeten uitgevoerd worden door een
erkende electricien die rekening houdt met DIN VDE 0100 Deel 701 /
IEC 60364-7-701.
Elektrische aansluiting
Spanningsvoorziening: 230 V AC ± 10 %/ 50- 60 Hz
De beveiliging moet gebeuren via een verliesstroomschakelaar (RCD / FI) met
een toegekende verschilstroom ≤ 30 mA. De veiligheidsinrichting moet
regelmatig op functionaliteit gecontroleerd worden.
Alle werkzaamheden mogen alleen uitgevoerd worden in de spanningsvrije
toestand. Daarbij moet de spanningsvoorziening via hoofdschakelaar of
stekker veilig gescheiden worden.
De contactdoos moet buiten de veiligheidszone liggen. (zie blz. 63, Afb. 5)
Instellen
Deze elektronische kraan heeft een achtergrondschakeling met diepte aanpassing,
d.w.z. het sensor systeem stelt automatisch de plaatselijke omstandigheden
(grootte van wastafel, lichtintensiteit, reflexie) in. Instellen van de infrarood sensor
is niet nodig.
Gebruik met batterijen
Via een LED wordt aangegeven dat de batterij moet worden vervangen.
Batterijspanning ≤ ca. 5,5 V: De LED in het sensorvenster knippert als de kraan
wordt gebruikt. Het is nog mogelijk om water uit de kraan te pakken..
Batterijspanning ≤ ca. 5,3 V: De LED in het sensorvenster brandt continu. Het is
niet meer mogelijk om water uit de kraan te pakken. De batterij moet worden
vervangen.
Let op! Nadat de batterij is vervangen, mag de kraan gedurende ca. 30 seconden
niet worden geactiveerd. In deze tijd stelt de kraan zichzelf af.
Bij de wissel, de inbouw en de afdanking van een batterij moeten de instructies
conform EN 60335-1 bijlage 3 paragraaf 7.12 in acht genomen worden.
Gebruik met adapter
Bij het vervangen van de adapter moet hetzelfde te werk worden gegaan als bij
het vervangen van de batterij.
Normaal gebruik
Het bereik van het detectiegebied resp. de afstand van het inschakel- en uitscha-
kelpunt van de kraan is niet alleen afhankelijk van de optische omgevingsfactoren
(bijvoorbeeld van de vorm en de reflectie van de wastafel en de verlichting in de
omgeving), maar ook van de vorm, de grootte, de snelheid en de reflectie van het
object dat op dat moment binnen het detectiegebied wordt gehouden. Het bereik
van het detectiegebied resp. de afstand van het inschakel- en uitschakelpunt van
de kraan ligt bij normaal gebruik tussen ca. 160 en 200 mm. Donkere (bijv.
grijs-zwarte) objecten worden op grond van hun geringe reflectie slecht herkend
door de kraan. Bij deze objecten kan het bereik van het detectiegebied resp. de
afstand van het inschakel- en uitschakelpunt kleiner zijn dan 160 mm. Lichte of
spiegelende objecten worden op grond van hun hoge reflectie erg goed herkend
door de kraan. Bij deze objecten kan het bereik van het detectiegebied resp. de
afstand van het inschakel- en uitschakelpunt groter zijn dan 200 mm. Sterke
lichtbronnen mogen niet direct op het sensorvenster van de kraan worden gericht.
Door waterdruppels of condenswater op het sensorvenster kan de kraan onbe-
doeld aangaan.
Instelling reikwijdte van de infrarood-benaderingselek-
tronica
Als de armatuur aan zeer kleine of sterk reflecterende wastafels wordt aangeslo-
ten, kan het noodzakelijk zijn door een handmatige omschakeling van de
bedrijfsmodus de reikwijdte van de infrarood-benaderingselektronica te reduceren.
Er kan tussen de volgende reikwijdten worden gewisseld:
• „maximale reikwijdte“ (instelling af fabriek)
• „gereduceerde reikwijdte“ (maximale reikwijdte ca. 50 mm gereduceerd)
In welke bedrijfsmodus de armatuur zich actueel bevindt, wordt door de LED
achter het sensorvenster gesignaleerd:
• kort knipperen bij het sluiten van de armatuur = „gereduceerde reikwijdte“
• geen knipperen bij het sluiten van de armatuur = „maximale reikwijdte“
Om te wisselen van de „maximale reikwijdte“ naar de „gereduceerde reikwijdte“
of omgekeerd moeten de volgende stappen worden uitgevoerd:
• Elektrische stekkerverbinding tussen armatuur en batterijvak resp. voeding
scheiden. Gedurende deze tijd even met de hand in het detectiegedeelte van
het sensorvenster grijpen zodat de condensator zich ontlaadt. Na 10 s de
stroomverbinding weer herstellen.
• door het knipperen van de LED wordt de software-versie weergegeven (bijv. 1 x
knipperen = software-versie 1)
• Kalibratie afwachten (Lichtdiode brandt gedurende 10 s continu)
• Sensorvenster met de hand of een wit vel papier gedurende 5 s tot 10 s geheel
afdekken (Waterafgifte start hierbij voor 5 s)
• Sensorvenster weer vrijgeven
• de LED geeft door te knipperen de actueel geactiveerde bedrijfsmodus aan: 1
x = „maximale reikwijdte“, 2 x = „gereduceerde reikwijdte“
• daarna brandt de LED weer permanent tot het kalibreren van de zojuist
opnieuw ingestelde reikwijdte van de infrarood-benaderingselektronica is
afgesloten
• een nieuwe instelling van de reikwijdte is binnen de volgende 10 s mogelijk
• als de LED weer uitgaat, is de armatuur bedrijfsklaar
Technische gegevens
Armatuur standaard met EcoSmart
®
(doorstroombegrenzer)
Werkdruk: max.
max. 0,8 MPa
Aanbevolen werkdruk:
0,1 - 0,5 MPa
Getest bij:
1,6 MPa
(1 MPa = 10 bar = 147 PSI)
Temperatuur warm water:
max. 60°C
Maximale uitstroomtemperatuur bij 50 K temperatuurverschil en 0,3 MPa
stroomdruk:
max. 42°C
Naloop tijdec:
1 - 2, sec
Automatisch uitschakelen:
na 10 seconden
batterij:
CR-P2 / 6 V Lithium
trafo:
230 V AC ± 10 % / 50 – 60 Hz / 20 mA
Beveiligingsklasse:
IPX5
Plaats typeplaatje:
zie blz. 69
Het product is uitsluitend ontworpen voor drinkwater!