71
Draadloze verbinding testen
A.
Zet
alle melders in de teststand door 1 keer op Cfg1 te drukken
. Het
rode lampje brandt dan 5 seconden en begint vervolgens te knipperen.
B.
Druk op de
testknop van een van de melders
. Deze begint dan onafgebroken
te zenden om zijn draadloze verbinding te testen. Het rode lampje gaat op alle
andere melders onafgebroken branden.
C.
Plaats de melders daar waar zij moeten komen, maar bevestig ze nog niet.
• Als er voldoende draadloos bereik is, dan blijft het rode lampje onafgebroken
branden.
• Als er onvoldoende draadloos bereik is, dan knippert het rode lampje.
D.
Verplaats de melders die geen goede draadloze verbinding hebben of stel een
van de melders in als steunzender (zie 2.4. Een melder als steunzender
instellen) en voer dan de test opnieuw uit.
E.
Om de testfunctie uit te schakelen druk je één keer op de Cfg1-knop van alle
melders. Het rode lampje gaat dan uit.
F. Herhaal de test van de draadloze verbinding voor alle melders
, om te
controleren of zij allemaal inschakelen, ongeacht van welke melder de
alarmering afkomstig is.
4
Bevestig de melders door de stappen 1 t/m 4 te volgen van hoofdstuk 2.2.
Een losse melder monteren.
5
Bijzondere gevallen
Een melder aan een bestaand netwerk toevoegen
1.
Schakel de zelflerende modus in, op de melder die aan het netwerk moet worden
toegevoegd, door twee keer op Cfg1 te drukken. Het rode lampje knippert.
2.
Schakel op één van de melders die al in het netwerk is opgenomen de zelflerende
modus in door twee keer op Cfg1 te drukken. Het rode lampje knippert.
3.
Hou de testknop van de melder die al in het netwerk is opgenomen ingedrukt tot
het rode lampje van beide melders onafgebroken brandt.
4.
Druk kort op Cfg1 van beide melders om de programmeermodus uit te schakelen.