Reinigen van de controller
G E V A A R
Koppel vóór onderhoudswerkzaamheden de controller altijd los van de netspanning.
Opmerking: Gebruik nooit brandbare of corrosieve oplossing voor het reinigen van de controller of delen hiervan.
Door gebruik van deze oplosmiddelen bestaat het risico dat de bescherming van het instrument wordt aangetast en
de garantie komt te vervallen.
1.
Controleer of de kap van de controller goed is gesloten.
2.
Maak de buitenkant van de controller schoon met een vochtige doek met water of een mengel
van water en een mild reinigingsmiddel.
De sensor reinigen
W A A R S C H U W I N G
Chemisch gevaar. Draag voor het chemische middel dat wordt gebruikt, altijd persoonlijke bescherming in
overeenstemming met het MSDS.
W A A R S C H U W I N G
Risico op persoonlijk letsel. Het verwijderen van een sensor van een drukvat kan gevaarlijk zijn. Laat de
procesdruk tot onder 10 psi dalen voordat u het instrument verwijdert. Mocht dit niet mogelijk zijn, ga dan
uitermate voorzichtig te werk. Raadpleeg de documentatie die bij de hardware voor montage wordt geleverd voor
meer informatie.
Voorwaarde:
bereid een milde zeepoplossing met een niet schurend vaatwasmiddel zonder
lanoline. Lanoline blijft als een dun laagje achter op het elektrodeoppervlak en kan daardoor de
sensorfunctie negatief beïnvloeden.
Controleer de sensor regelmatig op vuildeeltjes en aanslag. Reinig de sensor op plaatsen waar
aanslag aanwezig is of wanneer de functie is verslechterd.
1.
Gebruik een schone, zachte doek om loszittend vuil van het einde van de sensor te verwijderen.
Spoel de sensor na met schoon, warm water.
2.
Week de sensor gedurende 2 tot 3 minuten in een zeepoplossing.
3.
Gebruik een borstel met zachte haren om het gehele meetuiteinde van de sensor te schrobben.
4.
Als er vuil achterblijft, laat het meetgedeelte van de sensor dan in een verdunde zuuroplossing
weken, zoals < 5% HCl voor de maximale duur van 5 minuten.
5.
Spoel de sensor af met water en stop deze vervolgens gedurende 2 tot 3 minuten terug in de
zeepoplossing.
6.
Spoel de sensor met zuiver water.
De sensor moet na onderhoudsprocedures altijd worden gekalibreerd.
Foutenopsporing
Menu voor tests en sensordiagnostiek
Het menu om te testen en voor sensordiagnostiek toont de huidige en historische informatie over het
instrument. Raadpleeg
Druk voor toegang tot de sensordiagnostiek en het testmenu op toets
menu
en selecteer SENSOR
SETUP>DIAG/TEST (instellingen sensor / diagnostiek/testen).
160
Nederlands
Summary of Contents for Polymetron 9526
Page 130: ...1 2 3 4 5 2 DN8 DN6 DN6 2 IN OUT 100 s cm CO2 1 2 S cm KCI 10 S cm 130...
Page 134: ...3 0 35 2 mm2 AWG 22 14 105 4 7 1 131 4 1 5 9 2 6 10 3 7 4 8 1 6 4 6 2 1 4 134...
Page 136: ...5 1 5 Back 2 6 Menu Settings Menu 3 HOME Main Measurement 7 4 ENTER SD 6 136...
Page 206: ...EMC 206...
Page 207: ...EMC A A IECS 003 A FCC 15 15 FCC 1 2 15 FCC 1 2 3 4 5 207...
Page 208: ...2 DN8 DN6 DN6 2 100 CO2 1 2 10 KCl 208...
Page 212: ...30 2 1 D1 2 D2 OUT 20 60 30 212...
Page 213: ...3 0 35 2 2 AWG 22 14 105 C 4 7 1 209 213...
Page 215: ...Startup 203 1 2 3 4 5 5 5 1 5 BACK 2 SD 6 MENU 3 HOME 7 4 ENTER SD 215...
Page 245: ......