Nederla
n
ds (NL)
85
7. Mechanische installatie
Controles voor de installatie:
•
Beantwoorden de RCME-unit, besturingskast en voedings-
pomp aan de bestelling?
•
Zijn alle zichtbare onderdelen intact?
7.1 Plaats van installatie
7.1.1 RCME-unit
De RCME-unit moet zich bevinden op een droge, goed geventi-
leerde en vorstvrije plaats, waar ze niet aan extreme temperatu-
ren blootgesteld wordt. Om de groei van bacteriën te vermijden,
kan de omgevingstemperatuur best minder dan +20 °C bedragen.
De unit kan buiten geïnstalleerd worden in een weer-, vorst- en
knaagdierbestendige behuizing met voldoende ventilatie, vooral
bij warm weer.
De RCME-unit mag niet in dakruimtes geïnstalleerd worden.
Het trillingsniveau dat samenhangt met roterende apparatuur zal
storingen veroorzaken en in geval van een lek kan daardoor aan-
zienlijke waterschade ontstaan.
Indien de RCME-unit in een kelder geïnstalleerd wordt en de buf-
fertank onder de verzameltank geïnstalleerd wordt, kan er over-
heveling van de verzameltank naar de buffertank optreden.
Om dit te voorkomen, moet een antihevelklep geïnstalleerd wor-
den of moet het leidingwerk zodanig uitgevoerd worden dat over-
heveling voorkomen wordt.
Voorzie aftapinrichtingen voor de unit voor gebruik in geval van
lekkage, overloop of verlies van water tijdens de inbedrijfstelling
en het onderhoud.
Plaats de RCME-unit zodanig dat er gemakkelijk toegang is voor
het onderhoud.
Voorzie geschikte aftapinrichtingen en bescherming tegen water-
schade in de onmiddellijke nabijheid van de RCME-unit.
7.1.2 Besturingskast
De besturingskast is ontworpen voor wandmontage.
De CU 361 mag niet blootgesteld worden aan rechtstreeks zon-
licht.
7.1.3 Voedingspomp SPO 5-55
Installeer de voedingspomp volgens de installatie- en bedienings-
voorschrifften die bij de pomp geleverd werden.
7.2 Fundatie
Plaats de RCME-unit op de geleverde grondplaat. De grondplaat
moet geplaatst worden op een effen en stevig oppervlak dat het
gewicht van de unit met gevulde buffertank kan dragen, bijvoor-
beeld op een betonvloer of -fundering.
Zie paragraaf
.
7.3 Leidingwerk
7.3.1 Inlaatleiding van het regenwater vanuit de verzameltank
Voor de draadgrootte en de plaats van de inlaatleiding van het
regenwater, zie fig. 1, pag. 102, en fig. 2, pag. 103.
7.3.2 Toevoerleiding van het leidingwater en
stromingssensor
Installeer de stromingssensor in de inlaatleiding van het leiding-
water voor de RCME-unit. Houd rekening met de stromingsaan-
duiding op de buis/behuizing van de stromingssensor.
Voor de draadgrootte en de plaats van de toevoerleiding van het
leidingwater, zie fig. 1, pag. 102, en fig. 2, pag. 103.
7.3.3 Persleiding
Sluit de met het systeem geleverde slang aan tussen de stuw-
pomp en de uitlaat van de grondplaat.
Verbind het leidingwerk van het gebouw met de slangaansluiting
via een isolatieklep.
Voor de draadgrootte en de plaats van de toevoerleiding van het
leidingwater, zie fig. 1, pag. 102, en fig. 2, pag. 103.
7.3.4 Overloop
Leid de overloop naar een afvoer via een trechter om te zorgen
voor een luchtspleet tussen de buffertank en de leiding die naar
het riool gaat. Zie het installatievoorbeeld in fig. 1, pag. 102.
8. Elektrische installatie
8.1 Elektrische aansluiting
De volgende aansluitingen moeten uitgevoerd worden voordat
het systeem in bedrijf gesteld kan worden.
8.1.1 Aansluiting van de voeding
Sluit de elektrische voeding aan zoals weergegeven in het aan-
sluitschema geleverd met de besturingskast van de RCME.
8.1.2 Aansluiting van de hydrostatische druksensor voor de
verzameltank
Sluit de geleverde hydrostatische druksensor aan zoals weerge-
geven in het aansluitschema geleverd met de besturingskast van
de RCME.
Voer de diepte van de tank en de gewenste laagniveaulimiet voor
de verzameltank in display 4.1 in. Zie paragraaf
.
8.1.3 Aansluiting van de voedingspomp
Sluit de voedingspomp aan zoals weergegeven in het aansluit-
schema geleverd met de besturingskast van de RCME.
8.1.4 Aansluiting van de stromingssensor
Sluit de stromingssensor aan zoals weergegeven in het aansluit-
schema geleverd met de besturingskast van de RCME.
Waarschuwing
De installatie en bediening moeten beantwoorden
aan de plaatselijke reglementeringen en codes
van goede praktijk.
Voorzichtig
Alle uitwendige leidingen moeten goed onder-
steund worden voordat ze aangesloten worden
op de RCME-unit om het inwendig leidingwerk
niet mechanisch te belasten.
N.B.
We raden aan isolatiekleppen aan te brengen aan
elke zijde van de unit. Zo is het niet nodig om het
systeem af te tappen in geval van onderhoud van
de RCME-unit.
Alle leidingwerk onderworpen aan vriesomstan-
digheden moet goed geïsoleerd worden.
Waarschuwing
De elektrische aanluiting moet uitgevoerd wor-
den volgens de plaatselijke reglementeringen.
Vooraleer aansluitingen op de unit of voedings-
pomp uit te voeren, moet de elektrische voeding
uitgeschakeld worden en moet er voor gezorgd
worden dat deze niet toevallig terug ingeschakeld
kan worden.
We raden aan een aardlekschakelaar aan te bren-
gen op de elektrische voeding.
Voorzichtig
Controleer of de RCME-unit en voedingspomp
geschikt zijn voor de elektrische voeding op de
plaats van installatie.
Alle elektrische aansluitingen moeten beantwoor-
den aan de beschermingsklasse IP54.
Voorzichtig
Controleer of de geleiderdoorsnede van de
gebruikte voedingskabel geschikt is voor de
maximale stroomsterkte (I
max
) aangegeven op het
typeplaatje van de RCME-unit.