Nederla
n
ds (NL)
103
15. Instellingen (4)
Afb. 18
Instellingen
In dit menu heeft u toegang tot de volgende submenu's om de
instellingen te wijzigen.
Submenu's:
• Tankinstellingen
• Boosterpompinstellingen
• Ingangen en uitgangen
• Gebruiker gedefinieerde alarmen
• Productconfiguratie
• Geïnstalleerde modules
• Functies, CU 372.
15.1 Tankinstellingen (4.1)
Afb. 19
Tankinstellingen
In dit menu kunnen de instellingen voor de buffertank en de ver-
zameltank uitgevoerd worden.
15.1.1 Instellingen van de buffertank
• Alarmniveau, overloop
Bij dit niveau wordt een overloopalarm geactiveerd. Het niveau
is in de fabriek ingesteld en kan niet gewijzigd worden.
• Waarschuwingsniveau, overloop
Bij dit niveau wordt een overloopwaarschuwing geactiveerd,
wanneer er een overlooprisico bestaat. Het niveau is in de
fabriek ingesteld en kan niet gewijzigd worden.
• Stopniveau bijvulling
Bij dit niveau moet de vulling van de buffertank stoppen.
De tank wordt gevuld door de voedingspomp of via de leiding-
waterklep. Het niveau is in de fabriek ingesteld en kan niet
gewijzigd worden.
• Startniveau, laadpomp
Bij dit niveau begint de voedingspomp regenwater te leveren
aan de buffertank. Het niveau kan gewijzigd worden.
• Startniveau, kraan drinkwater
Bij dit niveau opent de leidingwaterklep en wordt er leidingwa-
ter geleverd aan de buffertank. Het niveau kan gewijzigd wor-
den.
• Minimaal waterniveau, stop
Op dit niveau mag de boosterpomp niet langer draaien en
wordt deze stopgezet. Het niveau is in de fabriek ingesteld en
kan niet gewijzigd worden.
• Min. bedrijfsniveau, herstart
Op dit niveau mag de boosterpomp draaien na een droogloop-
situatie. Het niveau kan gewijzigd worden.
Fabrieksinstellingen
15.1.2 Instellingen van de verzameltank
• Tankdiepte
Voer de diepte van de verzameltank in.
• Totaal volume
Voer het totaal volume van de verzameltank in.
• Min. startniveau
Voer het minimumniveau in waarbij de voedingspomp mag
starten.
• Minimaal waterniveau, stop
Voer het minimale bedrijfsniveau in waarbij de voedingspomp
niet langer mag draaien en stopgezet zal worden.
Fabrieksinstellingen
D
is
pl
ay_
4
D
is
pl
a
y_4.
1
N.B.
De niveaus voor de buffertank zijn correct in de
fabriek ingesteld en dienen niet gewijzigd te wor-
den.
Niveau
Instelling
Alarmniveau, overloop (vaste waarde)
0,63 m
Waarschuwingsniveau, overloop (vaste
waarde)
0,58 m
Stopniveau bijvulling (vaste waarde)
0,53 m
Startniveau, laadpomp
0,43 m
Startniveau, kraan drinkwater
0,33 m
Minimaal waterniveau, stop (vaste
waarde)
0,19 m
Min. bedrijfsniveau, herstart
0,43 m
Niveau
Instelling
Tankdiepte
2,00 m
Totaal volume
10,00 m
3
Min. startniveau
0,30 m
Minimaal waterniveau, stop
0,20 m