Nederlands
(NL)
370
8. Problemen met het product
opsporen
GEVAAR
Elektrische schok
Dood of ernstig persoonlijk letsel.
- Voordat u met werkzaamheden aan het
product begint, dient u er zeker van te
zijn dat de elektriciteitstoevoer is uitge-
schakeld en niet per ongeluk kan wor-
den ingeschakeld.
WAARSCHUWING
Corrosieve vloeistoffen
Dood of ernstig persoonlijk letsel
- Draag een persoonlijke veiligheidsuit-
rusting.
WAARSCHUWING
Giftige vloeistoffen
Dood of ernstig persoonlijk letsel
- Draag een persoonlijke veiligheidsuit-
rusting.
WAARSCHUWING
Vallende voorwerpen
Dood of ernstig persoonlijk letsel
- Houd het product in een stabiele en
vaste positie wanneer u hiermee werkt.
LET OP
Hete of koude vloeistof
Licht of middelzwaar persoonlijk letsel
- Draag een persoonlijke veiligheidsuit-
rusting.
LET OP
Heet of koud oppervlak
Licht of middelzwaar persoonlijk letsel
- Zorg dat niemand per ongeluk met hete
of koude oppervlakken in aanraking kan
komen.
Storing
Oorzaak
Oplossing
1.
De motor draait niet na
te zijn ingeschakeld.
a)
Geen voedingsspanning.
Schakel de elektriciteitstoevoer in.
b)
De zekeringen zijn doorgebrand.
Vervang de zekeringen.
c)
De motorbeveiliging heeft de
motor uitgeschakeld.
Schakel de motorbeveiliging weer in.
d)
De thermische beveiliging is
geactiveerd.
Reset de thermische beveiliging.
e)
De hoofdgeleiders in de motorbe-
veiliging maken geen contact of
de spoel is defect.
Vervang de contacten of de magneti-
sche spoel.
f)
Het stuurstroomcircuit is defect.
Repareer het stuurstroomcircuit.
g)
De motor is defect.
Vervang de motor.
2.
De motorbeveiliging
schakelt de motor uit
zodra de voedingsspan-
ning is ingeschakeld.
a)
Eén zekering is doorgebrand of
de automatische motorbeveili-
ging is geactiveerd.
Vervang de zekering of schakel de
motorbeveiliging weer in.
b)
De geleiders in de motorbeveili-
ging zijn defect.
Vervang de contacten van de motor-
beveiliging.
c)
De kabelaansluiting zit los of is
defect.
Kabelaansluiting vastmaken of ver-
vangen.
d)
De motorwikkeling is defect.
Vervang de motor.
e)
De pomp heeft een mechanische
blokkade.
Maak de mechanische blokkade van
de pomp ongedaan.
f)
De motorbeveiliging is te laag
ingesteld.
Stel de motorbeveiliging correct in.
3.
De motorbeveiliging
schakelt de motor soms
uit.
a)
De motorbeveiliging is te laag
ingesteld.
Stel de motorbeveiliging correct in.
b)
Lage spanning tijdens piekuren.
Zorg voor een stabiele stroomvoor-
ziening.
4.
De motorbeveiliging is
niet geactiveerd, maar
de pomp werkt niet.
a)
Zie 1 a), b), d), e) en f).