NL 13
De keuze van de ruimte
• Plaats het toestel in een droge en regelmatig geventileerde ruimte. De toegestane
temperatuur van de omgeving voor de juiste werking van het toestel is afhankelijk van de
uitvoering (klasse) van het toestel, die op het typeplaatje van het toestel vermeld is.
• Plaats het toestel niet in de buurt van warmtebronnen, bijvoorbeeld een gasfornuis,
verwarming, boiler enz. en stel het niet bloot aan directe zonnestraling.
Klimaatklasse
Omgevingstemperatuur
Relatieve vochtigheid
SN (subnormaal)
+10 °C tot +32 °C
≤
75%
N (normaal)
+16 °C tot +32 °C
ST (subtropisch)
+16 °C tot +38 °C
T (tropisch)
+16 °C tot +43 °C
Plaats het toestel niet in een ruimte waar de temperatuur kan dalen tot onder 5 °C, want
dit kan een onjuiste werking of een storing veroorzaken!
Het toestel is niet geschikt voor buitengebruik en het mag niet bloot worden gesteld aan
regen.
Plaats het toestel in een ruimte die groot genoeg is. Er moet ten minste 1 m
3
ruimte per
8 gram koelmiddel zijn. De hoeveelheid koelmiddel is aangegeven op het typeplaatje aan
de binnenzijde van het toestel.
550
650
940
580
620
1160
Totale afmetingen
Zorg voor voldoende ruimte rondom het
toestel zodat een goede ventilatie en
luchtstroming rondom het toestel mogelijk is.
Benodigde ruimte in gebruik
Totale benodigde ruimte in
gebruik
INSTALLEREN EN AANSLUITEN