04/10
53
Réglage précis du modèle
Het model fijn afstellen
Limitation du trajet du servo (Limit)
En raison de la limitation du débattement du servo, les mou-
vements du levier de commande doivent être ajustés aux
butées mécaniques de réglage des pales du rotor de queue.
Un débattement plus important du levier peut endommager le
servo, dérégler les pales de rotor ou encore déformer le levier
de pilotage.
Le débattement maximal du servo de rotor de queue peut
être réglé à l’aide du régulateur (b).
Le tourner dans le sens des aiguilles d’une montre (vers la
) pour augmenter le débattement du servo, le tourner
dans le sens inverse des aiguilles d’une montre pour diminu-
er son débattement maximum. Ne diminuez le débattement
du servo que dans la mesure où vous disposez encore du
débattement entier de réglage des pales du rotor de queue.
Fonction Reverse
Si le gyro corrige la rotation dans la mauvaise direction, celle-ci
peut être inversée par ce commutateur (c).
Mode Heading Lock
Il est possible de passer en mode normal ou Heading Lock en
actionnant l’interrupteur basculant de gauche (Gyro SW).
Faites légèrement pivoter l’hélicoptère posé sur le sol autour
de son axe de lacet.
Le gyro tentera de contrecarrer cette action et de
ramenerl’hélicoptère dans sa position initiale. Comme
l’hélicoptère est immobile, le gyro ne suit pas le mouvement
et le débattement du servo atteindra la butée finale au bout
de 10 à 20 secondes. Cette réaction est normale.
En vol soutenu.
Opérez de brefs débattements de barre et observez si la
queue commende à vibrer en raison du mouvement de com-
mande inverse.
Tentez de maintenir la vibration la plus faible possible.
Le but est de d’obtenir la plus grande réactivité possible sans
occasionner une montée de la queue.
Corrigez les petits dérangements à l’aide du levier de trim.
Passez en mode normal et opérez à nouveau de brefs dé-
battements de barres. Si la position du rotor de queue ne
reste pas stable, corrigez la commande mécanique du rotor
de queue.
La tringlerie de commande doit être fixée au point le plus
extrême du bras du servo.
ATTENTION !
Pour adapter le gyro au mieux aux conditions
environnantes, nous conseillons d’allumer le
gyro et l’émetteur pendant environ 5 minutes
tandis que l’hélicoptère est inerte.
Arrêtez puis allumez à nouveau l’émetteur.
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Servowegbegrenzing (Limiet)
Met de servowegbegrenzing moet de stuurhendelweg aan de
mechanische eindaanslagen van de verstelling van het staart-
rotorblad aangepast worden. Een grotere hendelweg zou zowel
de servo als de rotorbladverstelling kunnen beschadigen of de
stuurhendel verbuigen.
De maximale uitslaande beweging van de staarrotorservo
kan op de regelaar (b) ingesteld worden.
Door in de richting van de wijzers van de klok (naar rechts,
+) te draaien wordt de servoweg vergroot, door tegen de
richting van de wijzers van de klok in te draaien wordt de
maximale uitslaande beweging van de verso verminderd.
Begrens de servoweg slechts zo ver dat nog de complete
weg van de verstelling van het staartrotorblad ter beschik-
king staat.
Reverse
Wanneer de gyro de draaibeweging in de verkeerde richting
corrigeert dan kan via deze schakelaar de werkingsrichting van
de gyro omgekeerd worden (c).
Heading Lock Modus
Met de linker kipschakelaar (Gyro SW) kunt u tussen de
Standard en Heading Lock Modus omschakelen.
Draai de helikopter op de grond een stukje rond de hoge
as.
De gyro zal proberen tegen te sturen en de helikopter naar
de oorspronkelijke positie terug te draaien. Omdat de gyro
niet meeloopt (de helikopter staat stil) zal de servo meer en
meer uitslaan (10 tot 20 sec), en dit tot de eindaanslag. Dit
is normaal.
Ga naar de zweefvlucht.
Geef korte uitslaande bewegingen aan het roer en observeer
of de staart door de tegenstuurbeweging begint te slinge-
ren.
Houd de slingerende beweging zo gering mogelijk.
Het doel is de grootst mogelijke gevoeligheid in te stellen
zonder een te grote slingerende beweging van de staart te
veroorzaken.
Corrigeer kleinere storingen met de trimhendel.
Ga naar de Standard Modus en geef opnieuw korte uits-
laande bewegingen van het roer. Wanneer de ligging van de
staartrotor niet stabiel blijft dan corrigeert u de mechanische
sturing van de staartrotor.
De stuurstang moet in het uiterste punt van de servoarm ge-
hangen worden.
LET OP!
Om te garanderen dat de gyro zich optimaal
aan de omgevingsvoorwaarden aanpast raden
wij aan gyro en ontvanger in de stand geduren-
de ca. 5 minuten in te schakelen.
Schakel daarna de ontvanger weer aan en uit.
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
