I
GB
F
D
E
NL
P
GR
TR
CZ
NL
RUS
UK
PL
H
LV
EST
LT
RO
110
13. OPLOSSEN VAN PROBLEMEN
WAARSCHUWING: zet het apparaat altijd uit en koppel de bougie los voordat u
de aanbevolen corrigerende maatregelen in onderstaande tabel uitvoert,
behalve als gevraagd wordt om het apparaat aan te zetten.
Als alle mogelijke oorzaken nagegaan zijn en het probleem nog steeds niet is opgelost,
neem dan contact op met een erkend reparatiecentrum. Als u een probleem heeft dat niet
in deze tabel staat, neem dan contact op met een erkend reparatiecentrum.
PROBLEEM
MOGELIJKE OORZAKEN
OPLOSSING
De motor start niet of gaat na
enkele seconden na het starten
weer uit.
1. Er is geen vonk
2. Motor is verzopen
1. Controleer de vonk van de bougie. Als er
geen vonk is, herhaal de test dan met een
nieuwe bougie (RCJ7Y).
2. Volg de procedure op pag. 99. Als de
motor nog niet start, herhaal de
procedure dan met een nieuwe bougie.
De motor start, maar versnelt niet
voldoende of werkt niet goed bij
hoge snelheid.
De carburateur moet worden
afgesteld.
Neem contac t op met een erkend
reparatiecentrum om de carburateur te laten
afstellen.
De motor bereikt de volledige
snelheid niet en/of geeft zeer
veel rook af.
1. Controleer het olie-/
benzinemengsel.
2. Luchtfilter is vuil.
3. De carburateur moet
worden afgesteld.
1. Gebruik verse benzine en een olie die
geschikt is voor tweetaktmotoren.
2. Schoonmaken; zie de instructies in het
hoofdstuk Onderhoud van het luchtfilter.
3. Neem contact op met een erkend repara-
tiecentrum om de carburateur te laten
afstellen.
De motor start, draait en versnelt,
maar wil niet stationair lopen.
De carburateur moet worden
afgesteld
Stel de stationairstelschroef "T" (Fig.28) naar
links bij om de snelheid te verhogen; zie het
hoofdstuk Onderhoud carburateur.
Het zaagblad en de ketting
warmen op en beginnen te roken
tijdens het werken
1. Olietank ketting leeg
2. Kettingspanning te strak
3. Defect van het
smeringssysteem
1. De olietank moet gevuld worden telkens
de brandstoftank wordt gevuld.
2. Kettingspanning; zie de instructies in het
hoofdstuk Zaagblad- en kettingmontage
(Pag. 96).
3. Laat gedurende 15-30 seconden met
volledig geopend gas werken. Sluit en
controleer of er olie van de punt van het
zaagblad druipt. Indien er olie aanwezig
is, kan het defect te wijten zijn aan een
losse ketting of een beschadigd zaagblad.
Indien er geen olie is, neem dan contact
op met een Erkende Hersteller
De motor start en loopt, maar de
ketting draait niet
1. Kettingrem ingeschakeld
2. Kettingspanning te strak
3. Assemblage zaagblad en
ketting
4. Ketting en/of zaagblad
beschadigd
5. Koppeling en/of tandwiel
beschadigd
1. Schakel de kettingrem uit; zie hoofdstuk
Gebruik – Kettingrem (Pag. 100)
2. Kettingspanning; zie de instructies in het
hoofdstuk Zaagblad- en kettingmontage
(Pag. 96)
3. Zie de instructies in het hoofdstuk
Zaagblad- en kettingmontage (Pag. 96)
4. Zie de instructies in het hoofdstuk
Onderhoud zaagblad en/of ketting (Pag.
102)
5. Vervang ze indien nodig; neem contact
op met een Erkende Hersteller
WAARSCHUWING: raak
de ketting nooit aan
wanneer de motor in
werking is