48
•
*
Functie
Recovery
: deze laadmodaliteit maakt het mogelijk batterijen Wet van
12
of
24
Volt die lang ongebruikt
gebleven zijn en een stratificatie van het zuur vertonen te recupereren. Deze functie werkt fysisch in op de elektrolytische
oplossing van de batterij, waarbij deze oplossing opnieuw vermengd wordt en de stratificatie ongedaan gemaakt wordt.
FUNCTIE SUPPLY VAN 12 EN 24 VOLT
•
De batterijladers van de serie HF zijn uitgerust met de functie
Supply
(voedingseenheid). Deze functie maakt het
mogelijk de geheugens van een voertuig actief te houden tijdens de vervanging van de batterij of in alle gevallen waarin
de batterij losgekoppeld wordt van het circuit van het voertuig. De functie kan gebruikt worden op alle voertuigen met
elektrische en elektronische installaties van
12
of
24
Volt. (Fig. 5 - 6)
WAARSCHUWINGEN
•
De batterijlader is bestemd voor het laden van zuurloodbatterijen. Gebruik hem niet voor andere doeleinden. Laad geen
batterijen op die niet van het heroplaadbare type zijn. Laad geen bevroren batterijen op.
•
Dit apparaat mag niet zonder toezicht gebruikt worden door personen die daar niet toe in staat zijn (dit geldt ook voor
kinderen).
•
Buiten bereik van kinderen houden. Dit apparaat mag niet als speelgoed gebruikt worden.
•
Draag altijd een veiligheidsbril en kom met het gezicht niet te dicht bij de batterij tijdens het aansluiten en
loskoppelen.
•
Tijdens het opladen van de batterij kan explosief gas vrijkomen. Vermijd dus dat vonken of vlammen ontstaan en rook
niet.
•
Laad op in een goed verluchte en droge omgeving: niet blootstellen aan regen of sneeuw.
•
Zorg ervoor dat de batterijlader losgekoppeld is van het net vooraleer de laadkabels aan te sluiten op of los te koppelen
van de batterij.
•
Tijdens het laden mag de batterijlader niet op de batterij geplaatst worden.
•
De vloeistof in de batterijen is bijtend. Bij een accidenteel contact van het zuur met de huid of de ogen, onmiddellijk
spoelen met water en een arts raadplegen.
•
Een oneigenlijk gebruik van de batterijlader, of het knoeien aan het intern elektronisch circuit van het apparaat, zal de
garantie doen vervallen.
•
In geval van beschadiging, moet het voedingssnoer van het apparaat vervangen worden door geautoriseerde technici,
omdat hier speciaal gereedschap voor nodig is.
•
Reparaties of onderhoudswerkzaamheden aan het apparaat worden alleen door gekwalificeerd personeel
uitgevoerd.
•
Gebruik de batterijlader alleen na de handleiding aandachtig gelezen te hebben.
LADEN
Opladen van batterijen aangesloten op het voertuig
1. Controleer eerst of het voedingssnoer losgekoppeld is van het stopcontact.
2. Zoek de pool die overeenkomt met de massa van het voertuig; meestal is die aangesloten op de negatieve klem.
3. Opladen van een batterij met de negatieve klem aangesloten op de massa van het voertuig.
•
Sluit de uitgangsgeleider met de rode tang aan op de positieve (+) batterijklem.
•
Sluit de uitgangsgeleider met de zwarte tang aan op de massa van het voertuig, ver van de batterij en het
brandstofkanaal.
4. Opladen van een batterij met de positieve klem aangesloten op de massa van het voertuig.
•
Sluit de uitgangsgeleider met de zwarte tang aan op de negatieve (-) batterijklem.
•
Sluit de uitgangsgeleider met de rode tang aan op de massa van het voertuig, ver van de batterij en het
brandstofkanaal.
Opladen van batterijen niet-aangesloten op het voertuig
1. Controleer eerst of het voedingssnoer losgekoppeld is van het stopcontact.
2. Sluit de uitgangsgeleider met de rode tang aan op de positieve (+) batterijklem.
3. Sluit de uitgangsgeleider met de zwarte tang aan op de negatieve (-) batterijklem.
OPGELET
Zorg ervoor dat beide klemmen van de uitgangsgeleiders een goed contact hebben met hun respectievelijke
klemmen.
HET GEBRUIK VAN DE BATTERIJLADER
(Fig. 1)
1. Zodra de kabels van de uitgangsgeleiders aangesloten zijn op de batterij, wordt het voedingssnoer van het apparaat
aangesloten op het stopcontact. Zorg ervoor dat de spanning overeenkomt met de nominale spanning van de batterijlader
(230V-50Hz); het apparaat geeft nu een geluid af gedurende 0,5 seconde en alle leds vooraan op het
bedieningspaneel lichten twee seconden lang op, digitale display “----”.
2. De batterijlader wordt geconfigureerd in de modaliteit “stand-by”, bijvoorbeeld: led ON (L) aan, led 12V(I) aan, led
Charge 30Ah/80Ah (G) aan, led Wet (C) aan. De oplichting van de leds varieert naargelang het laatste gememoriseerde
programma. (Zie par. “Memorisatie laadcycli”).
Summary of Contents for 094 825
Page 2: ...2 Fig 1 ...
Page 3: ...3 Fig 1 A ...
Page 4: ...4 Fig 2 Fig 3 Fig 4 ...
Page 5: ...5 Fig 5 Fig 6 ...
Page 6: ...6 Fig 7 Fig 8 ...
Page 62: ...62 ...
Page 63: ...63 ...