NL
- 59 -
5. Vóór inbedrijfstelling
Gebruik alleen foutloze en geschikte steeksleutel-
elementen.
Aanwijzing:
Het apparaat is uitgerust met een
centrifugaalkoppeling.
A) Als het aan het vierkant aangebrachte steeks-
leutelelement op de wielmoer/wielschroef
wordt gestoken, dan wordt de motor daardoor
belast. De motor loopt, zonder dat het steeks-
leutelelement zich draait. De motor bouwt via
de centrifugaalkoppeling een draaimoment
op en levert bij het bereiken hiervan telkens
korte slagbewegingen aan het steeksleutel-
element. Daardoor wordt de wielmoer/wiel-
schroef vast- resp. losgedraaid.
B) Als de motor onbelast is, dan draait het
vierkant of het aangebrachte steeksleutelele-
ment.
Voorzichtig!
Houd het vierkant of het
aangebrachte steeksleutelelement niet vast
met de hand. Er bestaat verwondingsgevaar
door een plotseling optredende slagbewe-
ging.
6. Bediening
6.1 Spanningsvoeding
Verbind de 12 V aansluitstekker (afb. 1, pos. 7)
met de bus van de sigarettenaansteker van de
auto.
6.2 Draairichtingschakelaar (afb. 1, pos. 3)
Met de schuifschakelaar boven de Aan/Uit-
schakelaar kunt u de draairichting van de slag-
schroevendraaier instellen en deze beveiligen
tegen ongewild inschakelen. U kunt kiezen tussen
links- en rechtsloop. Om een beschadiging van
de transmissie te vermijden mag de draairichting
alleen in stilstand worden omgeschakeld. Als de
schuifschakelaar zich in de middelste stand be-
vindt, dan is de Aan/Uit-schakelaar geblokkeerd.
6.3 Aan/Uit-schakelaar (afb. 1, pos. 4)
Inschakelen:
Aan/Uit-schakelaar (4) indrukken.
Uitschakelen:
Aan/Uit-schakelaar (4) loslaten.
6.4 Werken met de slagschroevendraaier
Steek het benodigde steeksleutelelement op
het vierkant. Stel de juiste draairichting in aan de
slagschroevendraaier.
Instructies:
•
De waterpas aan de bovenkant van het ap-
paraat (afb. 1, pos. 2) vergemakkelijkt het om
het steeksleutelelement recht aan te zetten
op een wielmoer/wielschroef.
•
Het LED-licht (afb. 1, pos. 5) brandt nadat
het apparaat is aangesloten aan de 12 volt
stroomtoevoer. Het maakt het mogelijk om de
plaats waar wordt geschroefd te verlichten als
er niet voldoende licht is.
6.4.1 Aandraaien
Steek het steeksleutelelement op de schroefkop
en activeer de Aan/Uit-schakelaar.
De schroef resp. moer moet vóór het aanzetten
van de elektrische schroevendraaier zorgvuldig
in de schroefdraad worden geleid. Het gegene-
reerde draaimoment bij standaard schroeven
M12/M14 bedraagt per toeslag ca. 50 Nm. Bij
auto’s moet elke schroef met twee toeslagen
worden aangedraaid. Draai daarna ter controle
elke schroef aan met een extra toeslag. Daardoor
wordt een totaal aandraaimoment van ca. 150 Nm
bereikt.
Bij zware voertuigen (bijv. luxe klasse, o
ff
road
enz.) vallen drie toeslagen aan te bevelen. Draai
daarna ter controle elke schroef kruiselings aan
met een extra toeslag. Daardoor wordt een totaal
aandraaimoment van ca. 200 Nm bereikt.
Na het aandraaien van de schroefverbindingen
moeten deze op zichtbare beschadigingen wor-
den gecontroleerd.
Gevaar!
Wielmoeren met een draaimomentsleutel
aandraaien op het door de voertuigfabrikant
voorgeschreven draaimoment resp. contro-
leren.
6.4.2 Losdraaien
Om een wielschroef/wielmoer los te draaien
gaat u te werk zoals beschreven onder het punt
‘Aandraaien’, schakelt u echter in tegengestelde
draairichting. Al naargelang hoe vast de wielmoer/
wielschroef zit, zijn om deze los te draaien meer-
dere slagbewegingen nodig.
Anl_CC_HS_12_2_SPK13.indb 59
Anl_CC_HS_12_2_SPK13.indb 59
25.05.2022 06:14:52
25.05.2022 06:14:52