NEDERLANDS
48
10.2 Blinde flenzen
Voor dubbelpompen is een blindflens met een pomp-huispakking verkrijgbaar.
Wanneer een van de pompen onderhoud behoeft, wordt de blindflens
gemonteerd, zodat de andere pomp in bedrijf kan blijven.
10.3 Smering van de lagers
Zorg voor onderhoud op grond van het aanwezige type
lager, dat vermeld staat op het plaatje met technische
gegevens. Zie de tabel achterin het boekje.
11.
STORINGZOEKEN EN OPLOSSINGEN
Storingen
Controleren (mogelijke oorzaken)
Oplossing
De motor draait niet
en maakt geen
geluid.
−
Zekeringen controleren.
Indien deze doorgebrand zijn nieuwe zekeringen
plaatsen.
−
Elektrische aansluitingen controleren.
N.B. Indien de storing onmiddellijk opnieuw
optreedt, betekent dit dat er kortsluiting in de
motor is.
−
Controleren of de motor onder spanning staat.
De pomp geeft geen
of onvoldoende
water.
−
De waaier is versleten of loopt ergens tegen aan.
Vervang de waaier of haal de belemmering weg.
−
Controleer of de driefasenmotor in de juiste richting draait. De twee stroomdraden met elkaar verwisselen.
De motor start niet,
maar maakt wel
geluid.
−
Controleren of de netspanning overeenkomt met die
welke op het plaatje is aangegeven.
−
Controleren of de aansluitingen correct zijn uitgevoerd. Eventuele fouten corrigeren.
−
Controleren of in de schakelkast alle fasen aanwezig zijn. Mocht dit niet het geval zijn de fase herstellen.
−
De as is geblokkeerd. Zoek naar eventuele
belemmeringen in de pomp of in de motor.
Eventuele belemmeringen wegnemen.
−
De condensator is in kortsluiting of onderbroken.
De condensator vervangen.
De motor draait
moeilijk.
−
Controleer of er voldoende spanning is.
−
Controleer of de bewegende delen niet in aanraking
komen met vaste delen.
Neem de oorzaak hiervan weg.
−
Controleer de staat van de lagers.
Vervang eventueel beschadigde lagers.
De beveiliging (aan
de buitenkant) van
de motor treedt
dadelijk na het
starten in werking.
−
Controleer of op het klemmenbord alle fasen aanwezig
zijn (bij de driefasenmotor)
Indien dit het geval is de fase herstellen.
−
Controleer op mogelijke open of vuile contacten in de
beveiliging.
Vervang of maak het onderdeel in kwestie
schoon.
−
Controleer op een eventuele onjuiste isolatie van de motor
door de faseweerstand en de aarding te verifiëren.
Vervang het motorhuis met stator of herstel
eventuele aardleidingen.
De motorbeveiliging
treedt te vaak in
werking.
−
Controleer of de omgevingstemperatuur niet te hoog is.
Lucht de ruimte waarin de pomp is opgesteld,
goed door.
−
Controleer of de beveiliging correct is afgesteld.
Stel de beveiliging op een stroomwaarde in die
met de opname van de motor bij vol bedrijf in
overeenstemming is.
−
Controleer het toerental van de motor.
Controleer de gegevens op het motorplaatje.
−
Controleer de staat van de lagers.
Vervang de beschadigde lagers
De pomp trilt en
maakt veel lawaai.
−
Controleer of de pomp en/of leidingen goed vast zitten.
Zet de losgegane delen goed vast.
−
Er treedt cavitatie op in de pomp.
Verhoog de druk in het systeem, waarbij u
binnen de vastgestelde grenzen dient te blijven.
−
De bedrijfswaarden van de pomp zijn niet in over-
eenstemming met die van het motorplaatje zijn.
Verminder de wateropbrengst.
−
Controleer of de netspanning overeenkomt met de op
het plaatje aangegeven waarde.
Afb.4