NEDERLANDS
381
Doorsnede van de voedingskabel in mm²
10 m
20 m
30 m
40 m
50 m
60 m
70 m
80 m
90 m
100 m
120 m
140 m
160 m
180 m
200 m
4 A
1,5
1,5
1,5
1,5
2,5
2,5
2,5
2,5
4
4
4
6
6
6
10
8 A
1,5
1,5
2,5
2,5
4
4
6
6
6
10
10
10
10
16
16
12 A
1,5
2,5
4
4
6
6
10
10
10
10
16
16
16
16 A
2,5
2,5
4
6
10
10
10
10
16
16
16
20 A
4
4
6
10
10
10
16
16
16
16
24 A
4
4
6
10
10
16
16
16
28 A
6
6
10
10
16
16
16
Gegevens voor kabels van PVC met 3 geleiders (3 fasen + aarde)
Tabel 5:
Doorsnede van de voedingskabel eenfase lijn
2.2.1.2
Aansluiting op de voedingslijn AD 15.0 AC - 11.0 AC - 7.5 AC - 5.5 AC - 4.0 AC - 3.0 AC
De aansluiting tussen de driefase voedingslijn en inverter moet plaatsvinden met een kabel met 4 geleiders (3 fasen + aarde). De
kenmerken van de voeding moeten overeenstemmen met hetgeen is aangegeven in Tabel 1. De ingangsklemmen worden
onderscheiden door het opschrift RST en een pijl die in de richting van de klemmen wijst, zie Afbeelding 4. De doorsnede, het type en
de aanleg van de kabels voor de stroomvoorziening van de inverter moeten aan de van kracht zijnde voorschriften voldoen. In Tabel
4 vindt u indicaties met betrekking tot de kabeldoorsnede die gebruikt moet worden. De tabel heeft betrekking op kabels van PVC met
4 geleiders (3 fasen + aarde) en geeft de minimumdoorsnede aan die wordt aanbevolen op grond van de stroomwaarde en de lengte
van de kabel. De voedingsstroom naar de inverter kan over het algemeen worden ingeschat (met voorbehoud van een
veiligheidsmarge) als een verhoging van 1/8ten opzichte van de door de pomp opgenomen stroom. Alhoewel de inverter al van eigen
interne beveiligingen is voorzien, blijft het daarnaast raadzaam een magnetothermische beveiligingsschakelaar van de juiste capaciteit
te installeren.
In het geval dat het volledige beschikbare vermogen wordt gebruikt kunt u, om te weten welke stroomwaarde u moet gebruiken voor
de keuze van de kabels en de magnetothermische schakelaar, Tabel 4 raadplegen.
In Tabel 1c vindt u ook de maten van de magnetothermische schakelaars die gebruikt kunnen worden in functie van de stroomwaarde.
2.2.1.3
Elektrische aansluitingen op de elektropomp
De verbinding tussen inverter en elektropomp wordt tot stand gebracht met een kabel met 4 geleiders (3 fasen + aarde). De kenmerken
van de aangesloten elektropomp moeten overeenstemmen met hetgeen is aangegeven in Tabel 1.
De uitgangsklemmen worden onderscheiden door het opschrift UVW en een pijl die van de klemmen af wijst, zie Afbeelding 4.
De doorsnede, het type en de aanleg van de kabels voor de aansluiting van de elektropomp moeten aan de van kracht zijnde
voorschriften voldoen. In Tabel 4 vindt u indicaties met betrekking tot de kabeldoorsnede die gebruikt moet worden. De tabel heeft
betrekking op kabels van PVC met 4 geleiders (3 fasen + massa) en geeft de minimumdoorsnede aan die wordt aanbevolen op grond
van de stroomwaarde en de lengte van de kabel.
De stroom naar de elektropomp wordt over het algemeen vermeld bij de gegevens op het kenplaatje van de motor.
De nominale spanning van de elektropomp moet gelijk zijn aan de voedingsspanning van de inverter.
De nominale frequentie van de elektropomp kan worden ingesteld op het display op grond van de door de fabrikant verstrekte gegevens
(kenplaatje).
De inverter kan bijvoorbeeld ook op 50 [Hz] worden gevoed en een op 60 [Hz] nominaal werkende elektropomp aansturen (als deze
frequentie voor de pomp is opgegeven).
Voor speciale toepassingen kunnen ook pompen met een frequentie tot 200 [Hz] worden gebruikt.
De met de inverter verbonden gebruiker mag niet meer stroom opnemen dan de maximale stroomwaarde die kan worden afgegeven
en die vermeld is in Tabel 1.
Controleer de kenplaatjes en het aansluittype (ster of driehoek) van de gebruikte motor, om er zeker van te zijn dat aan
bovengenoemde condities wordt voldaan.
Summary of Contents for AD 1.0 AC
Page 13: ...ITALIANO 11 Figura 2 Fissaggio e distanza minima per la circolazione d aria...
Page 74: ...ENGLISH 72 Figure 2 Fixture and minimum clearance for air circulation...
Page 135: ...FRAN AIS 133 Figure 2 Fixation et distance minimum pour la circulation de l air...
Page 196: ...DEUTSCH 194 Abbildung 2 Befestigung und Mindestabstand f r die Luftzirkulation...
Page 257: ...ESPA OL 255 Figura 2 Fijaci n y distancia m nima para la circulaci n del aire...
Page 269: ...ESPA OL 267 Figura 13 Ejemplo de conexi n de las entradas...
Page 312: ...310 IEC 60634 1...
Page 313: ...311 1 6 1 1...
Page 317: ...315 1 2 1 1 1 1 2 5 2 1 2 1 2 2...
Page 318: ...316 2...
Page 319: ...317 2 2 3 3 15 2 2 1 1a 2a...
Page 320: ...318 4a 5b 1b 127 240 240 480 3 6 3b...
Page 324: ...322 2 2 2 GP GI 6 6 4 6 6 5 8 A B C D...
Page 332: ...330 3 14 64 X 128 4 MODE SET 12 9 MODE 1 SET 11 3 EEprom SET 6 SET MODE 3 1 11...
Page 333: ...331 3 2 1 2 3 2 1 MODE SET MODE 10 2 2 5 5 5 2 2 12...
Page 335: ...333 3 2 2 13 SET 15 15 14 16...
Page 337: ...335 17 15 15 3 4 PW 6 6 16 GO SB...
Page 338: ...336 4 4 1 Link 8 4 2 4 2 1 Link Link 16 18 Link...
Page 367: ...365 OC 10 6 OF 10 6 33 8 8 1 PMW 4 2 8 2 8 3 8 3 SET EE EEprom FLASH...
Page 379: ...NEDERLANDS 377 Afbeelding 2 Bevestiging en minimumafstand voor luchtrecirculatie...
Page 440: ...SVENSKA 438 Fig 2 Fasts ttning och min utrymme f r luftcirkulation...
Page 501: ...T RK E 499 ekil 2 Hava sirk lasyonu tesisat ve minimum a kl k...
Page 556: ...554 IEC 364 1 inverter...
Page 557: ...555 1 Inverter inverter inverter 6 inverter 1 1...
Page 561: ...559 1 2 1 1 inverter inverter 1 1 2 5 inverter 2 1 inverter 2 1 2 2 C...
Page 562: ...560 2...
Page 563: ...561 2 2 3 3 inverter 15 inverter 2 2 1 inverter inverter 1a 2a...
Page 564: ...562 4a 5b 1b V 127 240 240 480 mm 3 6 3b azione...
Page 568: ...566 2 2 2 inverter inverter GP GI 6 6 4 6 6 5 inverter 8 A B C D...
Page 576: ...574 3 14 oled 64 X 128 4 MODE SET 12 inverter 9 MODE 1 SET 11 3 EEprom SET 6 SET MODE 3 1 11...
Page 577: ...575 3 2 1 2 3 2 1 MODE SET Setpoint MODE 10 ONOMA TOY MENOY 2 Setpoint 2 5 5 5 2 2 12...
Page 581: ...579 17 15 15 3 4 Password inverter password password inverter password PW 6 6 16 GO SB FAULT...
Page 623: ...ROM N 621 Figura 2 Fixarea i distan a minim pentru circula ia aerului...
Page 684: ...POLSKI 682 Rys 2 Mocowanie oraz minimalna odleg o na potrzeby cyrkulacji powietrza...
Page 745: ...MAGYAR 743 2 bra R gz t s s minim lis t vols g a szell z leveg kering se rdek ben...
Page 800: ...798 IEC 364 1...
Page 801: ...799 1 3 1 1...
Page 805: ...803 1 2 1 1 1 1 2 5 2 1 2 1 2 C...
Page 806: ...804 2...
Page 807: ...805 2 2 3 3 15 2 2 1 1 2a...
Page 808: ...806 4a 5b 1b V 127 240 240 480 3 6 3b...
Page 812: ...810 2 2 2 GP GI 6 6 4 6 6 5 8 A B C D...
Page 817: ...815 V 36 36 12V A 3 3 3 3 2 13 9 11 8 13...
Page 819: ...817 3 14 64 X 128 4 MODE SET and 12 9 MODE 1 SET 11 3 EEprom SET 6 SET MODE 3 1 11...
Page 820: ...818 3 2 1 2 3 2 1 10 2 2 5 5 5 2 2 12...
Page 824: ...822 15 3 4 GO SB FAULT...
Page 825: ...823 4 4 1 8 4 2 4 2 1 16 18...
Page 862: ...ESKY 860 Obr zek 2 P ipevn n a minim ln vzd lenost kv li cirkulaci vzduchu...
Page 917: ...915 IEC 60634 1...
Page 918: ...916 1 6 1 1...
Page 922: ...920 1 2 1 1 1 1 2 5 2 1 2 1 2 2...
Page 923: ...921 2...
Page 924: ...922 2 2 3 3 15 2 2 1 1a 2a...
Page 925: ...923 4a 5b 1b 127 240 240 480 3 6 3b...
Page 929: ...927 2 2 2 GP GI 6 6 4 6 6 5 8 A B C D...
Page 931: ...929 10 4 20 6 4 20 PR 6 5 7 4 20 2 18 J5 GND 1 J5 GND o IN 11 J5 4 20 7 OUT 8 10 11 IN...
Page 935: ...933 13 J5 I1 11 17 16 18 16 17 I2 11 15 16 18 15 16 I3 11 14 13 18 13 14 I4 11 12 13 8 12 13 9...
Page 937: ...935 3 14 64 X 128 4 MODE SET 12 9 MODE 1 SET 10 3 EEprom SET 6 SET MODE 3 1 11...
Page 938: ...936 3 2 1 2 3 2 1 MODE SET MODE 10 2 2 5 5 5 2 2 11...
Page 940: ...938 3 2 2 13 SET 15 15 14 16...
Page 942: ...940 17 14 15 3 4 PW 6 6 16 GO SB FAULT...
Page 943: ...941 4 4 1 Link 8 4 2 4 2 1 Link Link 16 18 Link...
Page 946: ...944 4 3 1 2 1 4 3 1 3 SET MODE LA RC MS FS SO AE O1 1 O2 2 4 4 2 2 4 2 5 4 5 ET 6 6 9 FL...
Page 969: ...967 10 0 Mode Set PW 0 PW 2 7 3 6 6 16 1 PW PW PW PW 0 PW 0 0 PW PW PW PW PW 0 PW...