|
NL
9
6. Problemen en oplossingen
6.1.
Problemen met de filterpomp
Probleem
Mogelijke oorzaak
Oplossing
De motor van de filterpomp
draait niet.
▪
De stekker zit niet in het stopcontact.
▪
Defecte aardlekschakelaar.
▪
De motor is oververhit en de
oververhittingszekering blokkeert.
▪
De filterpomp moet aangesloten zijn op een geaard
stopcontact met een aardlekschakelaar.
▪
Vervang de zekering of reset de aardlekschakelaar.
Als de zekeringen blijven doorslaan is er mogelijk een
defect in uw elektra. Neem contact op met een
elektricien.
▪
Laat de motor afkoelen.
De filterpomp zuivert het
water niet.
▪
Onjuiste pH-waarde of chloorgehalte.
▪
Vuile of beschadigde filter.
▪
Erg vervuild water.
▪
Algengroei in het water.
▪
Zeef in de zwembadwand is verstopt.
▪
Corrigeer de pH-waarde en het chloorgehalte.
▪
Maak de filtercartridge of filterbollen schoon of vervang
deze.
▪
Laat de filterpomp langer draaien.
▪
Reinig de zeef in de zwembadwand.
De filterpomp pompt weinig
tot geen water rond.
▪
Verstopte inlaat of uitlaat.
▪
De pomp zuigt lucht i.p.v. water aan.
▪
Algengroei of aanslag op de filter.
▪
Erg vervuild water.
▪
Verkeerd aangesloten zeef of
zwembadaansluitingen.
▪
Controleer in- en uitlaatslang op verstoppingen.
▪
Controleer de slangklemmen en draai deze zo nodig
vast. Controleer de slangen op beschadigingen en
controleer het waterniveau.
▪
Vervang de filter (vaker).
▪
Vervang het water.
▪
Controleer de zwembadaansluitingen.
De filterpomp doet het niet.
▪
Te laag waterniveau.
▪
Verstopte zeef.
▪
De pomp zuigt lucht aan i.p.v. water.
▪
Luchtbel in de filterkamer.
▪
Defecte motor of schoepenrad zit
klem.
▪
Vul het zwembad tot het juiste waterniveau.
▪
Maak de zeef schoon.
▪
Draai de slangklemmen vast en controleer slangen op
beschadigingen.
▪
Draai het ontluchtingsventiel helemaal open.
▪
Verwijder eventuele bladeren of vuil uit de inlaatslang.
▪
Raadpleeg de verkoper.
Uit de bovenkant van de
pomp lekt water.
▪
Ontbrekende afsluitring.
▪
Het deksel of het ontluchtingsventiel
is niet goed vastgedraaid.
▪
Verwijder het deksel en plaats de afsluitring.
▪
Draai het deksel of de ventielknop met de hand aan.
Lekke slang.
▪
De slangklemmen zitten niet goed
vast.
▪
De o-ring is verplaatst tijdens het
aansluiten van de slang.
▪
De slang is beschadigd.
▪
Slangklemmen vastdraaien of vervangen.
▪
Plaats de o-ring terug in de afdichtingsgroef.
▪
Vervang de slang.
Slechte doorstroom van
water.
▪
Luchtbel in de filterkamer of slang.
▪
Draai het ontluchtingsventiel open, houd de slang even
omhoog totdat het water weer stroomt en uit het ventiel
komt. Sluit het ventiel.