Nederlands - 4
1 Achterste handgreep
2 Aan /uitschakelaar
3 Inschakelblokkering
4 Olietankdop
5 Activering van kettingrem (handbescherming)
6 Markering „Kettingrem vrij”
7 Voorste handgreep
8 Omkeerster
9 Kettingbescherming
10 Zaagketting
11 Zwaard
12 Klauwaanslag
13 Kettingspanring, rood
14 Spangreep
15 Afscherming
16 Kettingspannok
17 Bevestigingsbout
18 Zwaardgeleidingsbrug
19 Oliesproeier
20 Looprichting- en snijrichtingsymbool
21 Kettingwiel
22 Kettingvangbout
23 Netstekker**
24 Serienummer
**verschilt per land
In de gebruiksaanwijzing afgebeeld en beschreven
toebehoren wordt niet altijd standaard meegeleverd.
Elektrische veiligheid
Uw machine is voor extra veiligheid geïsoleerd en
heeft geen aarding nodig. De bedrijfsspanning be-
draagt 230 V AC, 50 Hz (voor niet-EU-landen 220 V
of 240 V, afhankelijk van de uitvoering). Gebruik al-
leen goedgekeurde verlengkabels. Er mogen alleen
verlengkabels van het type H07-F of IEC
(60227 IEC 53) worden gebruikt.
Als u verlengkabels voor het gereedschap gebruikt,
moeten dat kabels met de volgende aderdiameters
zijn:
– 1,0 mm
2
: maximale lengte 40 m
– 1,5 mm
2
: maximale lengte 60 m
– 2,5 mm
2
: maximale lengte 100 m
Voor nog meer veiligheid wordt het gebruik van een
foutstroomschakelaar (reststroomapparaat) met
een afslagstroom van maximaal 30 mA geadvi-
seerd. De foutstroomschakelaar moet voor elk ge-
bruik worden gecontroleerd.
Opmerking voor producten die niet in Groot-Brit-
tannië worden verkocht: LET OP: Voor uw veilig-
heid is het nodig dat de aan de machine aange-
brachte stekker 23 zoals op de afbeelding weerge-
geven met de verlengkabel 25 wordt verbonden.
De stekker van de verlengkabel moet tegen spatwa-
ter bestemd zijn en uit rubber bestaan of met rubber
bekleed zijn.
De verlengkabel moet met een trekontlasting wor-
den gebruikt.
De aansluitkabel moet regelmatig op beschadigin-
gen worden gecontroleerd en mag alleen in een
goede toestand worden gebruikt.
Wanneer de aansluitkabel beschadigd is, mag deze
alleen door een erkende Bosch-werkplaats worden
gerepareerd.
Sluit de kettingzaag pas na volledige mon-
tage aan op het stroomnet.
■
Draag altijd werkhandschoenen bij de omgang
met de zaagketting.
Montage van zwaard en zaagketting
1. Pak alle delen voorzichtig uit.
2. Breng de twee pijlen
op de kettingspanring 13
en de afscherming 15 met elkaar in overeen-
stemming.
3. Leg de kettingzaag neer op een recht oppervlak.
Er mogen alleen zaagkettingen met een
aandrijfschakeldikte (groefbreedte) van
1,3 mm worden gebruikt.
Bestanddelen van
de machine
Voor uw veiligheid
Let op! Schakel de kettingzaag uit en trek de
stekker uit het stopcontact voor onderhouds- en
reinigingswerkzaamheden en wanneer de kabel
doorgesneden, beschadigd of in de war is.
Voorzichtig! Raak de ronddraaiende ketting
niet aan.
Gebruik de kettingzaag in geen geval in de
buurt van personen, kinderen of dieren en
evenmin na het gebruik van alcohol, drugs of
verdovende medicijnen.
A
Montage en zaagketting
spannen
A
C
15
13
F016 L70 532 - Buch Seite 4 Donnerstag, 15. Dezember 2011 2:58 14
80 • F016 L70 532 • 08.05