35
N E D E R L A N D S
◆
Zorg ervoor dat u voor gebruik weet
hoe u de machine in geval van nood
uitschakelt.
◆
Bewaar deze instructies zorgvuldig!
Algemeen
1. Zorg voor een opgeruimde werkomgeving
Een rommelige werkomgeving leidt tot
ongelukken.
2. Houd rekening met omgevingsinvloeden
Stel de machine niet bloot aan regen. Gebruik
de machine niet in een vochtige of natte
omgeving. Zorg dat de werkomgeving goed is
verlicht. Gebruik de machine niet op plaatsen
waar brand- of explosiegevaar bestaat, b.v. in
de buurt van brandbare vloeistoffen of gassen.
3. Houd kinderen uit de buurt
Houd kinderen, bezoekers en dieren buiten
het werkgebied en laat ze de machine of de
elektriciteitskabel niet aanraken.
4. Draag geschikte werkkleding
Draag geen wijde kleding of loshangende
sieraden. Deze kunnen door de bewegende
delen worden gegrepen. Draag bij het werken
buitenshuis bij voorkeur rubber
werkhandschoenen en schoenen met
profielzolen. Houd lang haar bijeen.
5. Persoonlijke bescherming
Draag altijd een veiligheidsbril. Draag een
gezichts- of stofmasker bij werkzaamheden
waarbij stofdeeltjes vrijkomen. Draag altijd
gehoorbescherming als het geluidsniveau
onaangenaam hoog is.
6. Bescherming tegen elektrische schokken
Voorkom aanraking van geaarde oppervlakken
(bijv. buizen, radiatoren, fornuizen en koelkasten).
Elektrische veiligheid kan verder worden
verbeterd met behulp van een hooggevoelige
(30 mA / 30 mS) reststroomschakelaar (RCD).
7. Zorg voor een veilige houding
Zorg altijd voor een juiste, stabiele houding.
8. Blijf voortdurend opletten
Houd uw aandacht bij uw werk. Ga met
verstand te werk. Gebruik de machine niet als
u niet geconcentreerd bent.
9. Klem het werkstuk goed vast
Gebruik klemmen of een bankschroef om het
werkstuk te fixeren. Dit is veiliger, bovendien
kan de machine dan met beide handen
worden bediend.
10. Sluit de uitrusting van de stofafvoer aan
Indien hulpmiddelen zijn meegeleverd voor de
aansluiting van stofafvoer en voorzieningen
voor stofopvang, zorg dan dat deze zijn
aangesloten en naar behoren worden gebruikt.
11. Verwijder sleutels en hulpgereedschappen
Controleer vóór het inschakelen altijd of sleutels
en andere hulpgereedschappen zijn verwijderd.
12. Verlengsnoeren
Inspecteer voor gebruik het verlengsnoer.
Vervang het snoer indien het beschadigd is.
Maak bij gebruik buitenshuis uitsluitend
gebruik van verlengsnoeren die geschikt zijn
voor gebruik buitenshuis.
13. Gebruik de juiste machine
Het gebruik volgens bestemming is beschreven
in deze handleiding. Gebruik geen te lichte
machine of hulpstukken voor te zwaar werk.
De machine werkt beter en veiliger indien u
deze gebruikt voor het beoogde doel.
Overbelast de machine niet.
Waarschuwing!
Gebruik ter voorkoming van
lichamelijk letsel uitsluitend de in deze
gebruiksaanwijzing aanbevolen accessoires en
hulpstukken. Gebruik de machine uitsluitend
volgens bestemming.
14. Controleer de machine op beschadigingen
Controleer de machine voor gebruik op
schade. Controleer of alle bewegende delen
correct gemonteerd zijn, of er geen onderdelen
gebroken zijn, of er geen beschermkappen en
schakelaars beschadigd zijn en of er andere
gebreken zijn die invloed op de werking van
de machine zouden kunnen hebben.
Vergewis u ervan dat de machine correct werkt.
Gebruik de machine niet als enig onderdeel
defect is. Gebruik de machine niet als de aan/
uit-schakelaar niet werkt. Defecte onderdelen
dienen door een erkend servicecentrum te
worden gerepareerd of vervangen. Probeer
nooit om de machine zelf te repareren.