67
17.1 GASAPPARATEN
Stel het apparaat in werking volgens de instructies en de
aanwijzingen voor het gebruik die te vinden zijn in het ho-
ofdstuk “INSTRUCTIES VOOR HET GEBRUIK”, en controleer
het volgende:
•
de voedingsdruk van het gas (zie de volgende paragraaf).
•
de ontsteking van de branders en de goede werking van het
dampafvoersysteem.
17.1.1 CONTROLE VAN DE VOEDINGSDRUK VAN HET
GAS
•
Gebruik een manometer met een resolutie van minstens 0,1
mbar.
•
Demonteer het bedieningspaneel.
•
Verwijder de afdichtingsschroef van de drukaansluiting PP en
verbind de manometer.
•
Voer de meting uit terwijl het apparaat in werking is.
LET OP!
Als de voedingsdruk van het gas niet binnen de limie-
ten ligt (Min. - Max.) die worden aangegeven in de tabel T2,
moet de werking van het apparaat worden gestopt en moet u
contact opnemen met het gasbedrijf.
•
Maak de manometer los en draai de afdichtingsschroef weer
helemaal in de drukaansluiting.
17.2 ELEKTRISCHE APPARATEN
Stel het apparaat in werking volgens de instructies en de
aanwijzingen voor het gebruik die te vinden zijn in het ho-
ofdstuk “INSTRUCTIES VOOR HET GEBRUIK”, en controleer
het volgende:
•
de stroomwaarden van elke fase.
•
de inschakeling van de verwarmingselementen.
18 OPLOSSEN VAN STORINGEN
AANWIJZINGEN VOOR DE VERVANGING VAN ONDER-
DELEN.
•
Schakel de elektrische voeding van het apparaat uit, indien
aanwezig, alvorens welke handeling dan ook te gaan ver-
richten.
•
Controleer telkens wanneer er een onderdeel van het gascir-
cuit vervangen is of er geen lekken zijn op de verbindingspun-
ten met het circuit zelf.
•
Controleer na de vervanging van een onderdeel van het
elektrische circuit of de verbinding met de bedrading in orde
is.
18.1 GASBRAADPAN
De waakvlambrander ontsteekt niet
Mogelijke oorzaken:
•
De voedingsdruk van het gas is onvoldoende.
•
De leiding of de inspuiter is verstopt.
•
De gaskraan of de gasklep is defect.
•
De ontstekingsbougie is niet goed verbonden of defect.
•
De ontsteker of de bougiekabel is defect.
De waakvlambrander blijft niet branden of gaat uit tijdens
het gebruik
Mogelijke oorzaken:
•
De voedingsdruk van het gas is onvoldoende.
•
De gaskraan of de gasklep is defect.
•
Het thermokoppel is defect of onvoldoende verhit.
•
Het thermokoppel is niet goed verbonden met de kraan of de
gasklep.
•
De knop van de kraan of de gasklep wordt onvoldoende in-
gedrukt.
De hoofdbrander ontsteekt niet (ook al brandt de waakvlam)
Mogelijke oorzaken:
•
De voedingsdruk van het gas is onvoldoende.
•
De leiding of de inspuiter is verstopt.
•
De gaskraan of de gasklep is defect.
•
De brander is defect (uitgangsopeningen van het gas ver-
stopt).
•
De regelthermostaat van de temperatuur is defect.
De verwarming kan niet worden geregeld
•
De regelthermostaat van de temperatuur is defect.
Moeizame of rumoerige aandrijving van de inrichting voor
het manoeuvreren van de bak
•
Moerschroeven versleten, moeten worden vervangen
•
Slecht in elkaar grijpende bewegende delen (moerschroe-
ven, grote schroef, pennen, hefbomen, enz.).
18.2
ELEKTRISCHE BRAADPAN
Het apparaat wordt niet warm.
•
Het verwarmingselement is defect.
•
De regelthermostaat van de temperatuur is defect.
•
De veiligheidsthermostaat is geactiveerd.
De verwarming kan niet worden geregeld
•
De regelthermostaat van de temperatuur is defect.
Moeizame of rumoerige aandrijving van de inrichting voor
het manoeuvreren van de bak
•
Moerschroeven versleten, moeten worden vervangen
•
Slecht in elkaar grijpende bewegende delen (moerschroe-
ven, grote schroef, pennen, hefbomen, enz.).
18.3 MULTI-BRAADPAN
Het apparaat wordt niet warm.
Mogelijke oorzaken:
•
De regelthermostaat van de temperatuur is defect.
•
De verwarmingselementen zijn defect.
•
De veiligheidsthermostaat is geactiveerd.
De verwarming kan niet worden geregeld
Mogelijke oorzaken:
•
De regelthermostaat van de temperatuur is defect.
19 VERVANGING VAN ONDERDELEN
AANWIJZINGEN VOOR DE VERVANGING VAN ONDER-
DELEN.
•
Schakel de elektrische voeding van het apparaat uit, indien
aanwezig, alvorens welke handeling dan ook te gaan ver-
richten.
•
Controleer telkens wanneer er een onderdeel van het gascir-
cuit vervangen is of er geen lekken zijn op de verbindingspun-
ten met het circuit zelf.
•
Controleer na de vervanging van een onderdeel van het
elektrische circuit of de verbinding met de bedrading in orde
is.
Summary of Contents for 90BR/G81
Page 13: ...12 FIGURE ABB FIG...