AL-KO 127433, Manual

Page: 74 / 752

NL
74 132, 141
Bediening
Tanken van het benzine-oliemengsel (08)
1. Zet de motor uit.
2. Plaats het apparaat op een vlakke, stevige
ondergrond. De dop van de brandstoftank
moet naar boven wijzen.
3. Veeg de dop van de brandstoftank (08/1), de
brandstoftank (08/2) en de omliggende delen
van het apparaat schoon, zodat bij het tan-
ken van het benzine-oliemengsel geen vuil in
de brandstoftank kan belanden.
4. Draai de dop van de brandstoftank langzaam
los, zodat de druk van het benzine-oliemeng-
sel langzaam uit de brandstoftank kan ont-
snappen naar de buitenlucht. Laat de dop
aan de brandstoftank hangen.
5. Steek een trechter (08/3) in de vulhals (08/4)
van de brandstoftank.
6. Giet het voorbereide benzine-oliemengsel uit
de mengfles (08/5) in de brandstoftank en vul
deze tot aan de onderkant van de vulhals –
maar niet verder.
7. Neem de trechter uit de vulhals en draai de
dop handvast op de brandstoftank.
8. Wis eventueel gemorst benzine-oliemengsel
van het apparaat en de ondergrond.
6 BEDIENING
6.1 “Bike“-greep draaien (09)
Ter verhoging van het bedieningsgemak kan de
"Bike”-greep (09/1) om de steel (09/2) worden
gedraaid:
■
Normale positie: De "Bike"-greep staat
haaks, d.w.z. 90° ten opzichte van de steel
(09/
A ).
■
Gedraaide positie: De "Bike"-greep mag tus-
sen de 90° en 29° worden gedraaid (09/
B ).
De maximale draaiing is bereikt wanneer bei-
de markeringen (09/3) samenvallen.
Opmerking: Draai voor het bijsnijden of
maaien de "Bike"-greep nooit kleiner dan 29°!
■
Transportpositie: De "Bike"-greep kan zover
worden gedraaid, dat deze parallel ligt aan
de steel (09/
C ).
6.2 Draagharnas omdoen (10)
Ga bij het omdoen van het draagharnas te werk
volgens de afbeelding (10).
■
Gebruik bij de maaiwerkzaamheden altijd het
draagharnas.
■
Haak het apparaat pas vast, nadat u de mo-
tor heeft gestart en deze stationair draait.
6.3 Bediening van de motor (11)
GEVAAR!
Levensgevaar door ver-
giftiging
De uitlaatgassen van de
motor bevatten koolmo-
noxide, dat voor een mens
binnen enkele minuten do-
delijk kan zijn.
■
Laat de motor nooit
draaien in gesloten ruim-
ten, maar altijd uitslui-
tend in de buitenlucht.
■
Adem geen uitlaatdam-
pen in.
■
Schakel de motor uit
wanneer u tijdens het
gebruik van het appa-
raat misselijk, duizelig of
onwel wordt. Raadpleeg
onmiddellijk een arts.
6.3.1 Start de motor
Voor het starten
■
Leg de bosmaaier vlak en uit de buurt van
obstakels op de grond. Het maaigereedschap
mag geen voorwerpen raken en niet op de
grond rusten.
Tijdens het starten
■
Ga niet op de steel staan, om beschadiging
van de steel en de door de steel lopende
aandrijfas te voorkomen.
■
Zorg dat u stabiel staat en houd de bosmaai-
er stevig vast aan de behuizingsflens.
Standen van de chokehendel
CHOKE RUN