6
edingsnet garandeert, met een afstand tussen de contacten
die een complete loskoppeling mogelijk maakt in de condities
van de overspanningscategorie III, in overeenstemming met
de installatieregels.
•
Installeer bovenstrooms van het apparaat een maximumscha-
kelaar van het type dat in tabel T6 vermeld is.
•
Installeer bovenstrooms van het apparaat een aardlekscha-
kelaar met minimale stroom van 30mA.Het gebruik van een
schakelaar die gevoelig is voor AC-DC-stroom en met een
korte inschakeltijd wordt aanbevolen.
• Gebruik voor de aansluiting een rubberen flexibele kabel
met oliebestendige kabelmantel van het type H05RN-F of
H07RN-F. Zie voor de doorsnede van de kabel de tabel met
de technische gegevens.
•
Sluit de voedingskabel aan op het klemmenbord, zoals aan-
gegeven in het schakelschema dat bij het apparaat geleverd
is.
•
Zet de voedingskabel vast met de kabelklem.
•
Bescherm de voedingskabel buiten het apparaat met een
buis van metaal of hard plastic.
•
Als de voedingskabel beschadigd is, moet deze door de fa-
brikant of door een erkend technisch servicecentrum worden
vervangen of in elk geval door een persoon met een verge-
lijkbare kwalificatie, zodat elk risico wordt vermeden.
AARDING EN EQUIPOTENTIAALVERBINDING
Verbind elektrische apparaten met een deugdelijke aardingslei-
ding. Sluit de aardgeleider aan op de klem met het symbool
dat naast het ingangsklemmenbord van de lijn zit.
Verbind de metalen structuur van het elektrische apparaat met
een equipotentiaalverbinding. Sluit de geleider aan op de klem
met het symbool
die op de buitenkant van de bodem zit.
•
Dit symbool duidt erop dat het apparaat moet worden opge-
nomen in een potentiaalvereffeningssysteem dat volgens de
voorschriften van de geldende normen is aangesloten.
AANSLUITING OP DE WATERLEIDING
Voed het apparaat met drinkwater.
•
Installeer bovenstrooms van het apparaat, op een gemakke-
lijk te bereiken plaats, een mechanisch filter en een afslu
-
itkraan.
•
Tap eventuele ijzerdeeltjes af uit de aansluitleidingen alvo-
rens het filter en het apparaat te verbinden.
•
Maak de niet verbonden aansluitpunten dicht met een goed
sluitende dop.
•
Controleer na de aansluiting of er geen lekken zijn op de ver-
bindingspunten.
•
Warmwateraansluiting: de watertemperatuur mag niet hoger
zijn dan 60°C.
•
De voedingsdruk van het water moet tussen 150 kPa en 300
kPa liggen. Gebruik een drukverlager als de voedingsdruk
hoger is dan de aangegeven maximumdruk.
•
Het apparaat is bedoeld om permanent op de waterleiding
te worden aangesloten en niet met een scheidbare verbin-
dingsset.
AANSLUITING OP DE WATERAFVOERPUNTEN
De afvoerleidingen moeten worden gerealiseerd met materia-
len die bestand zijn tegen een temperatuur van 100 °C. De
onderkant van het apparaat mag niet worden geraakt door de
damp die veroorzaakt wordt door de afvoer van heet water.
Zorg voor een putje met rooster in de vloer, met sifon, onder de
afvoerkraan van pannen en aan de voorkant van de braadpan-
nen.
12 AANPASSING AAN EEN ANDER TYPE GAS
13 INBEDRIJFSTELLING
Zie het hoofdstuk 'INSTRUCTIES VOOR HET ONDERHOUD'.
INSTRUCTIES VOOR HET GEBRUIK
AANWIJZINGEN VOOR DE GEBRUIKER
De fabrikant van het apparaat kan niet
verantwoordelijk worden geacht voor
eventuele schade die veroorzaakt wordt
door het niet naleven van de hieronder
vermelde verplichtingen.
Het symbool
betekent het volgende:
LET OP MAGNETISCH VELD.
•
Lees deze handleiding aandachtig door.
Hierin vindt u belangrijke informatie over
de veiligheid bij de installatie, het gebruik
en het onderhoud van het apparaat.
•
Bewaar deze handleiding op een veili-
ge, bekende plaats zodat u deze te allen
tijde kunt raadplegen zolang het apparaat
meegaat.
•
De installatie, aanpassing aan een ander
gastype en het onderhoud van het apparaat
moeten worden uitgevoerd door gekwalifi
-
ceerd personeel dat hiertoe geautoriseerd
is door de fabrikant, in overeenstemming
met de geldende veiligheidsvoorschriften
en de instructies in deze handleiding.
•
Maak voor assistentie uitsluitend gebruik
van door de fabrikant erkende technische
centra en vraag om het gebruik van origi-
nele onderdelen.
•
Laat minstens tweemaal per jaar on-
derhoud plegen op het apparaat. Geadvi-
seerd wordt om een onderhoudscontract
af te sluiten.
•
Het apparaat is bestemd voor professio-
neel gebruik en moet worden bediend
door opgeleide personen.
•
Het apparaat is bestemd voor het berei-
den van voedsel in overeenstemming met
de gebruiksaanwijzingen. Ieder ander ge-
bruik is oneigenlijk.