53
Nederlands
Voor de installateur
2.5.1 Plaatsing van het apparaat (afb. 3-6)
•
Het luchttoevoerrooster (6) aan beide kanten lichtjes naar beneden drukken, aan de bovenkant
naar voren tuimelen en verwijderen; Op het luchtafvoerrooster (5) beide schroeven aan de
bovenkant losdraaien en het rooster verwijderen (afb. 3).
•
De voorwand (4) met 2 schroeven aan de onderkant losdraaien (inwendige schroefdraadgaten),
de voorwand aan de onderkant lichtjes optillen en verwijderen (afb. 4). De binnenste voorwand
met 2 schroeven aan de onderkant losdraaien, lichtjes optillen en verwijderen (afb. 5).
•
Demontage van de rechter zijwand (3): De draaiknop (a) verwijderen, schroef (b) aan de zijwand
(3) losdraaien, de zijwand aan de achterkant een beetje aan de kant trekken (c), naar voren
drukken (d), optillen en verwijderen (afb. 6).
•
Netaansluitleidingen alsmede aansluitleidingen voor op- en ontlaadregelaar door de opening in
de achterwand van het apparaat (15) in het apparaat steken en, met inachtneming van punt
2.5.2 aansluiten (aansluitleiding ca. 260 mm invoeren en naar behoefte inkorten, zodat deze niet
in de buurt van de ventilatiegleuvel in de zijwand kan komen te liggen);
•
Het apparaat op de gewenste plaats neer zetten en aan de bevestigingswand (bij noodzakelijke
vloerbevestiging op de vloer) vastzetten.
•
Afdekplaat (10), karton en bedieningsknop uit het interieur verwijderen (afb. 9). Het interieur
moet volledig ontdaan zijn van vreemde voorwerpen zoals verpakkingsresten e.d.
Warmte-isolatie op transportbeschadigingen controleren, eventueel vervangen.
Accumulatiestenen plaatsen (afb. 10 en 11)
De accumulatiestenen worden afzonderlijk verpakt geleverd.
Accumulatiestenen met lichte transportbeschadigingen mogen worden gebruikt. De werking van
het apparaat wordt daardoor niet beïnvloed.
Voor de bevestiging van de accumulatiestenen (9) moeten de verwarmingselementen (17) een klein
stukje worden opgetild (afb. 10).
De eerste accumulatorentenen met de kom voor het verwarmingselement naar boven toe op enige
afstand tot de rechter warmte-isolatie onder het verwarmingselement plaatsen en tegen zowel de
rechter als de achterste warmte-isolatie schuiven. De slobgaten vormen de verwarmingskanalen.
Er tijdens het optillen van de verwarmingselementen op letten dat de doorlopende gaten in de
warmte-isolatie aan de zijkant niet groter worden.
Als afsluiting de uit het interieur verwijderde afdekplaat (10) over de bovenste accumulatiestenen
schuiven (afb. 12).
2.5.2 Elektrische aansluiting
De verwarmingselementen worden met 3/N/PE ~ 50 Hz 400 V of 3/N/A ~ 50 Hz 400 V met 1/N/A ~
50 Hz 230 V aangesloten, 3 x 230 V + A, 3 x 230 + T of 2 x 230 + T.
Een rechtstreekse aansluiting met NYM is ook mogelijk. Het aantal voedingsleidingen en
leidingaders alsmede de leidingdiameter zijn afhankelijk van de aansluitwaarde van het apparaat
en de wijze waarop het apparaat op het net is aangesloten, alsmede van de bijzondere
voorschriften van de energieleverancier. Hierbij de bijbehorende schakelschema's in acht nemen.
Bij het aansluiten van het apparaat op een automatische oplaadbesturing kan er ook spanning op
de klemmen A1/Z1 - A2/Z1 staan wanneer de zekeringen zijn verwijderd!
Aansluiting
Bij de elektrische aansluitleidingen eventueel zorgen voor een trekontlasting en overeenkomstig
het schakelschema in het apparaat (op de binnenkant van de rechter zijwand) of het
aansluitschema aansluiten.
Wanneer de in de schakelruimte geplaatste beugel voor het bevestigen van de netaansluitklemmen
slecht toegankelijk is doordat aan de zijkant te weinig ruimte is overgelaten, dan kan, de beugel –
nadat de schroef in de achterwand is losgedraaid (niet helemaal uitdraaien), de beugel tijdens de
aansluitwerkzaamheden naar voren worden gezwenkt.