NL
9.2
Configureren van de melder
1.
Instellen van de modus:
Stel DIP-schakelaars 1 in op “UIT” en configureer de melder voor detectie van rook (2), van
hitte (3) of van rook en hitte.
2.
Open het luikje van het batterijvak (zie afbeelding 6).
3.
Let op de juiste polariteit en plaats twee 3 V-lithiumbatterijen van het type CR123
(meegeleverd) in het batterijvak. Sluit daarna het luikje van het batterijvak.
4.
Handel als volgt om de rook-/hittemelder bij de ontvanger van de alarminstallatie te
registreren. Voer het 11-cijferige serie-/codenummer in om de melder bij de centrale aan te
melden of laat onderstaande handelingen uitvoeren om een radiofrequentie toe te wijzen:
a.
Stel de alarmcentrale in op de modus 'inleren'.
b.
Neem de batterij uit de verpakking en plaats die weer in de zender. Let daarbij op de
juiste polariteit.
c.
Verstuur een inleerbericht door minstens drie seconden lang het sabotagecontact in te
drukken (of door de houder te sluiten) tot de bevestiging van de herkenning verschijnt.
9.3
Rood oplichtende LED
De melder functioneert normaal zodra de LED om de 30 seconden eenmaal rood oplicht (zie afbeelding
7). Licht de LED permanent rood op en weerklinkt tegelijkertijd een hoorbaar alarmsignaal? Dan wijst dat
erop dat de melder werd aangesproken door rook en/of hitte.
9.4
Zo test u uw rook-/hittemelder
Test als volgt eens per week uw melder om er zeker van te zijn dat die correct functioneert:
1.
Duw met een vinger stevig op de testknop. De sirene weerklinkt als de melder goed
functioneert. Ook wordt een melding naar de alarmcentrale verzonden.
2.
Druk nog eens de testknop in om de sirene tot zwijgen te brengen.
3.
Verloopt de test van de melder niet zoals verwacht. Laat dan de melder onverwijld repareren
of vervang de melder.
- 72 -