73
RICHTLIJNEN VOOR ELEKTROMAGNETISCHE OMGEVING
INTERFERENTIE‑IMMUNITEIT
Immuniteitstest
IEC 60601‑1‑2
Testniveau
Naleving
niveau
Richtlijnen voor
elektromagnetische omgeving
Geleiding RF
IEC 61000‑4‑6
3 Vrms
150 kHz tot
80 MHz
Niet van toepassing
Draagbare en mobiele RF‑
communicatieapparatuur mag
niet dichter bij een onderdeel van
model 9681, waaronder kabels,
worden gebruikt dan de aanbevolen
afstand die is berekend met de
vergelijking die van toepassing is op
de zenderfrequentie.
Aanbevolen afstand:
d = 1,2 √P 150 kHz tot 80 MHz
d = 1,2 √P 80 MHz tot 800 MHz
d = 2,3 √P 800 MHz tot 2,7 GHz
waarbij P het maximale nominale
uitgangsvermogen van de zender in
watt (W) volgens de fabrikant van
de zender is en d de aanbevolen
afstand in meter (m).
De veldsterkte van vaste
RF‑zenders, zoals bepaald met een
elektromagnetisch onderzoek ter
plaatse,
a
dient lager te zijn dan
het nalevingsniveau in
elk frequentiebereik.
b
Er kan interferentie optreden in
de buurt van apparatuur waar het
volgende symbool op staat:
Uitgestraalde RF
IEC 61000‑4‑3
3 V/m
80 MHz tot
2,7 GHz
3 V/m
80 MHz tot
2,7 GHz
Veldsterkte van vaste zenders, zoals basisstations voor radio, (mobiele/draadloze) telefoons en
landmobiele radio’s, amateurradio, AM‑ en FM‑radio‑uitzending en tv‑uitzending kunnen niet
accuraat worden voorspeld. Om de elektromagnetische omgeving als gevolg van vaste RF‑zenders
te beoordelen, dient een elektromagnetisch onderzoek ter plaatse te worden overwogen. Indien
het gemeten veld in de locatie waarin model 9681 wordt gebruikt boven het van toepassing zijnde
RF‑nalevingsniveau uitkomt, dient model 9681 te worden geobserveerd voor normale werking.
Als er een abnormale werking wordt waargenomen, moeten er mogelijk aanvullende maatregelen
worden getroffen, zoals het heroriënteren of verplaatsen van model 9681.